Negentig worden, hoe doe je dat? Soms
vraag ik aan mijn lieve moeder wat haar geheim is. Maar laten we vooropstellen
dat het enorm helpt als je in de juiste eeuw wordt geboren. Liever
de 20ste dan de 19e of de 16e.
En dan nog komt er de nodige mazzel bij kijken. Deze week las ik een
indrukwekkend pleidooi van de Engelse auteur Helen Dunmore, die uitlegt
wat het schrijven van fictie voor haar betekent. Literatuur is een
"celebration of the nameless": een hulde aan onze vergeten voorouders,
van wie verreweg de meesten anoniem hun graf in gingen, zonder iets
blijvends na te laten. Een goede roman doet recht aan hun gezwoeg,
getob, dromen en stille triomfen.
Terloops meldt Dunmore dat bij haar kanker is vastgesteld. De prognose
is slecht. Ze is nu 64 jaar. Te jong om al heen te gaan? Naar huidige
westerse maatstaven wel. Maar, plaatst Dunmore haar naderende einde
in perspectief, een paar generaties terug had je het heel behoorlijk
gedaan als je de 64 haalde. Nog aan het begin van de vorige eeuw,
voor de ontdekking van penicilline en andere antibiotica, waren besmettelijke
ziektes en ontstekingen levensbedreigend. Het kraambed werd vaak een
sterfbed. Beulsachtig zware lichamelijke arbeid eiste zijn tol. Spaanse
griep en Eerste Wereldoorlog maakten miljoenen slachtoffers. Wegkijken
was destijds niet mogelijk: "Death and the living walked hand in hand
and could not easily pretend that they had nothing to do with each
other."
Verdriet, ziekte en verlies bestaan nog steeds, maar dankzij medische
en sanitaire vooruitgang zijn een goede gezondheid en een lang leven
de norm geworden. Reden tot grote dankbaarheid natuurlijk, al brengt
het weer andere problemen met zich mee. Pechvogels accepteren hun
lijden moeilijker, om iets te noemen. Waarom uitgerekend zij? En veel
ouderen kwijnen weg of voelen zich overbodig.
De allerbeste bejaarde die ik ken is mijn eigen moeder, die deze week
haar negentigste verjaardag viert. Ze heeft de souplesse van een tienermeisje
en woont nog alleen (zonder huishoudelijke hulp). 's Zomers bivakkeert
ze graag in een vakantiehuisje in het bos. Ze mankeert niks ernstigs
– ja, soms vraagt ze zich af hoe het kan dat ze wat sneller moe is
dan vroeger (uh ... iemand suggesties?). De actualiteit volgt ze selectief
(van narigheid en rampen heeft ze haar bekomst), maar haar interesse
voor geschiedenis en kunst bloeit onverminderd.
Uit haar omgang met de dood spreekt wijsheid. Trouw bezoekt ze het
kerkhof waar mijn vader en mijn oudste broer liggen, die in 2011 kort
na elkaar overleden. Haar woning heeft ze alvast ontdaan van alle
overbodige troep. "Anders moeten jullie straks ..." En als ze een
mooi muziekstuk hoort, zegt ze opzettelijk onnadrukkelijk: "Wacht,
dat zet ik even op mijn lijstje. Je weet wel ..."
Negentig worden kent een onvermijdelijk nadeel: niet iedereen om je
heen wordt zo oud als jij. Er ontvallen je familieleden, vrienden
en leeftijdgenoten – en daarmee de gelegenheid om herinneringen op
te halen aan een gedeeld verleden: de nonnenschool, de oorlog (waarin
ze het nodige meemaakte), de bevrijding door Poolse troepen, haar
geboortestad Breda zoals die ooit was. Het gemis aan zulke contacten
voelt ze de laatste tijd sterker.
Gelukkig duikt er ook wel eens iemand onverwacht op. Laatst was daar
ineens neef Lou uit Delft, sinds haar jeugd uit het oog verloren.
97 jaar. Zonder hulp beklom hij de trappen naar haar verdieping. Urenlang
zat het duo geanimeerd te babbelen – elk hun betere oor naar de ander
gekeerd. Dat gaan ze vaker doen, namen ze zich voor. "En weet je,
hij wil 102 worden. Want hij heeft niet voor niets net zijn rijbewijs
verlengd."
© Marius Jaspers - p 2017 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |