Ik merkte de arachnonaut pas op toen ik al
twee kilometer onderweg was, ergens bij Overveen. Terwijl mijn fiets 's
nachts in het rek stond, had hij zijn web vakkundig bevestigd aan handrem,
bel en stuurstang en nu suisde hij mee naar mijn werk.
Vraag me niet welke soort het was. Mijn medereiziger was niet groter dan
een spliterwt; een modaal, bruin, compact spinnetje, te klein om oogcontact
mee te krijgen. Stug bleef het op zijn post, centraal in het web, en zoefde
met 20 km/uur langs Bloemendaals met dauw beparelde hockey- en cricketvelden.
De herfst was al duidelijk te ruiken, maar had het opzichtigste rood, oranje
en oker nog niet uit de kast getrokken.
Stond hij doodsangsten uit boven het asfalt? Zag hij zijn spinnengeest al
zweven? Was het voor hem zoiets als wanneer een grote onzichtbare hand mij
van mijn zadel zou plukken en me (zonder briefing en countdown)
met een katapult richting het Zwarte Woud zou lanceren, met een luie boog
hoog over de Biesbosch, de Limburgse heuvels en de rotsen van de Ardennen?
Het leek mij dat de arachnonaut zich behoorlijk ontredderd moest voelen:
alleen, ontheemd, boven terra incognita, tevergeefs zoekend naar vertrouwde
bakens en patronen, overgeleverd aan de grillen van het noodlot en de genade
van een almachtige fietser, die hem zo kon veranderen in een slijmerige
bruine veeg in een papieren zakdoekje.
Gek eigenlijk, dat je onbewust probeert in de huid van andere schepsels
te kruipen, zelfs al hebben ze acht pootjes. Je verplaatsen in een spin
...?!? Spinnen zijn ongeëvenaarde trapezewerkers, zonder hoogtevrees. Wie
weet was mijn rammelende fiets de ultieme pretparkattractie voor hem. Daar
komt bij, je empathie bereikt al snel een grens: als spinnen tegen de winter
niet genoeg muggen en vliegen meer verschalken, versnaperen ze zonder gewetensbezwaren
hun soortgenoten. Inderdaad, bij de wilde spinnen af!
Het ritje met de spin wreef me weer eens diep met mijn neus in mijn eigen
onwetendheid – een onwetendheid die ik telkens weer vergeet. Dat geeft niks,
want daardoor wordt ik veelvuldig blij verrast door A) hoe onvoorstelbaar
veel ze al weten en B) hoe onvoorstelbaar veel er nog te ontdekken valt.
Om bij spinnen te blijven: we kennen meer dan 40.000 soorten. Er is dus
vlijtig gedetermineerd en geclassificeerd door de eeuwen heen. Voor iedere
inwoner van Beverwijk één verschillende soort! Van tarantula en Goliathvogelspin
(zo groot als een gespreide hand) tot de kleinste, de Anapistula Caecula,
waarvan de vrouwtjes 0,4 mm zijn en de mannetjes zelfs onder een vergrootglas
nog nooit zijn ontdekt. Invisible men!
Van alle gifstoffen waarmee die 40.000 spinnensoorten hun prooi verdoven
is slechts een fractie onderzocht op medische toepasbaarheid, bijvoorbeeld
als pijnstiller. De mogelijkheden zijn onbegrensd. En dat het spinrag aan
mijn stuur het twaalf kilometer uithield mag een wonder heten. Sterk spul:
wetenschappers speculeren momenteel over toepassingen in kunstledematen
en kogelvrije vesten.
Nog zoiets, als je een spin was, waar zou je dan liever wonen, op de hei
of in een nieuwbouwwijk? Spinnen kunnen geen enquêtes invullen, maar Australische
biologen stelden onlangs vast dat de gouden wielwebspin in de stad veel
groter en dikker wordt dan zijn neefjes en nichtjes in de veelgeprezen 'natuur'.
Ze gedijen dankzij de warmte van de huizen en profiteren van de aanwezigheid
van lantaarnpalen, die insecten aanlokken. Een slimme spin weet dat!
Wie weet is mijn onversaagde Noord-Hollandse fietsspin (Arachna Batavus)
wel een volgende stap in de evolutie – een urbane soort die gespecialiseerd
is in het maken van stuurwebben. Het dynamische Web 2.0, waarmee je al rijdend
meer vangt dan met zo'n ouderwets vod, roerloos in een hoek van de zolderkamer.
Wie weet?
© Marius Jaspers - p 2014 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |