Soms doe je de mensheid tekort. Dan roep
je te snel BASTARDS! In het Schotse dorpje Lochmaben zag ik deze lente een
straatnaambordje: Vendace Drive. Daaronder stond "leading to Vendace Crescent,
Vendace Wynd, Vendace Place and Vendace Mews".
Vendace ...? Het bleek om een dode vis te gaan (en geen puriteinse prediker,
whiskystoker of kiltklosser). Een smakelijke zoetwatervis die slechts op
vier plekken in Groot Brittannië voorkwam: twee meren in het Lake District
en twee bij Lochmaben, waar hij nu is uitgestorven. In 1966 werd het laatste
exemplaar gevangen.
Wat een deprimerend idee, dacht ik. Je hebt godbetert je eigen loch, met
je eigen, unieke vis, de Coregonus Vandesius, en dan heb je niet
het benul te stoppen met vissen eer dat hele meer leeg is? En dan wél als
goedmakertje vijf suffe straten naar dat arme, uitgeroeide beest noemen?
BASTARDS!
Maar hebben jullie dat nou ook? Net heb je de mensheid collectief vervloekt,
of de zaken blijken gecompliceerder te liggen. Zo blijkt de vendace ook
te lijden hebben gehad van exoten (niet-inheemse soorten) en watervervuiling
– hij gedijt niet in zuurstofarm, algenrijk water en er was bij een overstroming
ongezuiverd rioolwater in dat meer gekomen.
Mijn woordenboek vertaalt vendace met 'een soort houting'. In Nederland
stierf 'onze' houting (Noordzeehouting) in 1939 uit; wel worden ze de laatste
jaren hier en daar aangetroffen, dankzij een herintroductieprogramma waarbij
Deense houting wordt uitgezet in de Lippe, een zijriviertje van de Rijn.
Iedereen blij, zou je denken. Maar hebben jullie dat nou ook? Net als er
een knappe oplossing ligt, bedenken anderen er een nieuw probleem bij. Want
volgens sommige biologen, die de kieuwaanhangsels hebben geteld (ja, dat
doen ze!), zijn die Deense visjes een andere ondersoort dan de oorspronkelijke
Duitse. Faunavervalsing, heet dat, en dat geldt in die kringen als erger
dan koelbloedige moord.
Het is maar waar je je druk over maakt, denken jullie waarschijnlijk, dommelend
op een luchtbed aan Het Twiske, of dobberend in een vletje op de Ankeveensche
Plassen. Maar we hadden het over vertrouwen in de mensheid, weten jullie
nog? En toevallig heb ik onlangs de Atlas van de Noord-Hollandse vissen
gekocht. Het boek is prachtig geïllustreerd (zelden werden vetje, kwabaal
en schele pos zo flatteus afgebeeld) en uiterst informatief. Iedere soort
(van alver tot zeeprik en zwartbekgrondel) heeft zijn eigen hoofdstuk en
een bestippelde landkaart met zijn verspreidingsgebied.
Voor al die duizenden stippeltjes zijn gediplomeerde vrijwilligers op pad
geweest, toegerust met schepnetten en lieslaarzen en fris idealisme. Alleen
daarom is die Atlas al een feel good book. En al bladerend ontdek
je hoeveel inspanningen er worden geleverd, opdat onze gevinde vrinden zich
happy voelen. Neem de diadrome soorten, zoals paling, harder en meun – die
migreren tussen zoet en zout water. Daarvoor voert het Hoogheemraadschap
Hollands Noorderkwartier een 'opendeurbeleid' (kom daar bij asielzoekers
eens om!). In gemaal de Helsdeur zijn in een spuikoker sleuven aangebracht,
die lijken op brievenbussen. De vissen glippen er door, waarbij een speciaal
zoutopvangbekken voorkomt dat te veel zout water de polder binnenstroomt.
Zulke staaltjes van vernuft en vislievendheid staan er veel in het boek:
na baggerwerkzaamheden worden de zoetwatermosselen uit de derrie gevist
en teruggezet, om de bittervoorn te gerieven! Bij gemaal Meldijk in Uitgeest
is – geloof het of niet – een stroboscooplamp met LED-verlichting geplaatst,
die vissen op veilige afstand houdt wanneer er wordt gepompt. En mijn nieuwe
lievelingswoord is 'lokstroom': bij De Cocksdorp (Texel) pompen ze zoet
water de zee in; glasaaltjes ruiken dat en friemelen hoopvol naar een opvangbak,
vanwaar een vacuümpomp ze overbrengt naar het Beloofde Land. Kijk, dat doen
wij mensen toch maar allemaal ...
BASTARDS? De goeden niet te na gesproken!
© Marius Jaspers - p 2013 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |