Brederode

De toegangspoort van de Ruïne van Brederode is rijkelijk voorzien van opschriften: "Toegang uitsluitend op eigen risico", zo waarschuwt een streng rood bordje, dat ver na de laatste belegering moet zijn aangebracht. Idem het belendende donkerblauwe bordje: "Dit object is beveiligd d.m.v. alarmsystemen en 24-uurs camerabewaking met doormelding naar de alarmcentrale".

Voor wie het niet wist, schildwacht is een uitstervend beroep. Dat er qua moderniteit voor de Stichting Heerlijkheid Brederode toch nog het een en ander valt te winnen bewijst een wit bordje, gesierd met de heraldische rode leeuw: "Helaas kunt u bij ons niet pinnen!"

Het publiek laat zich door deze teksten niet afschrikken. Dat trotseert massaal het gevaar om (tijdens het schieten van een selfie?) van de kantelen te tuimelen, in de slotgracht te plonzen en met een uitpuilende portemonnee vol muntgeld naar de bodem te zinken. Bijvoorbeeld op 11 en 12 juni aanstaande, wanneer bij de Ruïne het illustere verleden op locatie wordt nagespeeld door mensen die moeilijk kunnen verwerken dat ze acht eeuwen te laat zijn geboren en dat ze de Hoekse en Kabeljauwse Twisten niet live hebben meegemaakt. Een reclamebanier somt op wat onze verre voorvaderen en voormoederen zoal gedaan zouden hebben bij wijze van dagbesteding: "boogschieten, zwaardvechten, kanongebulder, verhalenvertelster, Middeleeuws koken, kalligraferen, touwslaan, vilten, spinnen, tin-gieten, wapenmeester, kruidenvrouwe ..."

Onschuldig vertier, denk ik toegeeflijk. Elk van ons schept immers zijn eigen Ruïne, naar eigen believen. De Ruïne is nooit anders geweest dan een gebruiksvoorwerp: voor de boeren en buitenlui die er stenen uit sloopten om een koeienstal te bouwen, voor kunstschilders die er hun artistieke lusten op botvierden, voor bruidsparen als decor voor de trouwfoto's en voor schoolmeesters als het 'educatieve' deel van het schoolreisje (dat vroeger werd afgerond met een ijsje en een zwempartij in Natuurbad Velserend).

Mijn eigen Ruïne begint in 1970: ik was zestien en zag er voor het eerst blote meisjesborsten in het wild – vrolijk huppelend en dansend. Het waren er acht en ze behoorden toe aan het achtergrondkoortje van Dr. John the Night Tripper, een underground-artiest die optrad in het legendarische VPRO-programma Piknik. Dr. John [van Such a Night!] cultiveerde een sjamanistisch image en ging uitgedost in luipaardvel en verentooi.

Weird, zouden we nu zeggen en nog weirder is het dat er (45 jaar na dato) geen filmbeelden van dat optreden van de zingende medicijnman meer bestaan – al was het alleen maar om hier te bewijzen dat ik niet hallucineer en dat de Ruïne en ik dit echt allemaal hebben meegemaakt. Hoezo cultureel erfgoed?

Sinds ik een jaar of zes geleden van baan wisselde, ontmoet ik de Ruïne dagelijks, elke ochtend dat ik vanuit Haarlem naar mijn werk fiets via de Bergweg; en 's middags nogmaals. Dat zijn per jaar zo'n 300 ontmoetingen en de Ruïne stelt nimmer teleur. In de lente staan in het weiland fotogenieke witte paarden, pinksterbloemen en soms een ooievaar.

Toch zie ik hem nóg liever als hij wordt geteisterd en beproefd; gestriemd door hagel, afgebeuld door de storm, verkleumd in de sneeuw. Stoer, stoïcijns staat hij me op te wachten. Dan is hij (want het is een 'hij', toch?) een soort rolmodel voor me – gehavend, verweerd, maar ongebroken en niet verbitterd. Wat heeft die oude knar veel doorstaan, bedenk ik: stormrammen, tonnelons, lepelblijdes, katapults en kogels. Kinderfeestjes? De invasie van moderne jonkvrouwen en imitatie-minstrelen? Het zou wat! Het zijn muizenissen die 'm niet deren.

Voor de geestelijke volksgezondheid zou het een weldaad zijn als er in Nederland méér ruïnes waren, zowel oude als jonge. Ik hou van lege, mensloze gebouwen. Bouwvallen en ruïnes herinneren je op een vriendelijke manier aan de vergankelijkheid, en aan de betrekkelijkheid van je eigen sores. Plaggenhutten op het Ierse platteland, waar gras en struiken uit het dak groeien. Ongewenste, maar nooit gesloopte gebouwen in het voormalig Oostblok. Overwoekerde rode telefooncellen in Engeland of een roestig autowrak, achtergelaten in het bos.

Wat dat aangaat betreur ik het dat ik in een klein, aangeharkt land woon. Ontwikkelaars en planners kijken hier tegen ongebruikte gebouwen aan als tandartsen tegen een afgebroken voortand. Daar moet iets komen! De kerk waar niemand meer bidt of knielt, wordt een appartementencomplex, een disco of een wellness-centrum, met yoga, sauna, massage en meditatie. Het is niet anders en het wordt niet anders.

Gelukkig heb ik voor mijn eigen welzijn de Ruïne. Met een beetje mazzel en waakzaamheid staat hij er over zeshonderd jaar nog steeds.

 

© Marius Jaspers - p 2016 Historisch Café

Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/