Voor mijn weblog bedacht ik ooit het
woord 'bavocentrist'. Bavocentristen zijn mensen wier leven zich afspeelt
binnen een straal van 500 meter van de Grote Kerk. Über-Haarlemmers.
Types zoals u ... en u daar ... Veel Haarlemser en Haarlemmeriger
dan dit gezelschap krijg je het niet gauw bij elkaar, nietwaar?
Afhankelijk van de context heeft 'bavocentrist' een positieve of negatieve
bijklank. Het kan duiden op een uiterst beperkte actieradius (denk
daarbij aan de Alcoholische Driehoek café Koops, de Witte Zwaan en
de Uiver) of anders op een benepen geestelijke horizon (blijven mopperen
dat noch Godfried Bomans noch Lennaert Nijgh ooit de Nobelprijs voor
de Literatuur heeft gewonnen). Daartegenover staan gelukkig ook bavocentristen
die zich waarlijk verdiepen in hun stad, van 1245 tot het heden.
Wat al die hedendaagse Haarlemmers bindt, is een zekere eenkennigheid.
Hoewel, een zekere? Ook zonder elkaars stamboom te bestuderen 'ruiken'
ze van elkaar hoeveel generaties hun Haarlemmerschap teruggaat. Wie
deze stad eenmaal verlaat, wordt gebrandmerkt als een verrader. Een
geboren Amsterdammer (al heeft ie hier nog op de crèche gezeten en
zwemt hij bij wijze van penitentie dagelijks in het Spaarne) blijft
levenslang een gevaarlijke infiltrant.
Tegenover import-Haarlemmers uit het verre verleden is de tolerantie
en nieuwsgierigheid aanmerkelijk groter. Zo stootte ik onlangs mijn
hoofd aan de laagste museumdeur die ik ken, die van het Archeologisch
Museum, waar ik was om Cornelis te zien. Cornelis van Haarlem uit
1450. Toen ik een foto van zijn geraamte maakte was het beste er bij
hem duidelijk al van af.
Het werd een paar jaar geleden opgegraven op de Botermarkt en kreeg
(voordat het helemaal tot stof kon vergaan) een voorkeursbehandeling.
Met behulp van moderne wetenschappelijke technieken werd zo nauwgezet
mogelijk gereconstrueerd hoe deze proto-Haarlemmer er uitzag toen
hij op zijn 34-ste overleed. Hij kreeg weer vlees op zijn botten en
werd nieuw in de kleren gestoken, volgens de laatste mode van de late
middeleeuwen: zijn rode hoofdtooi heet een 'kaproen' en in plaats
van een ordentelijke pantalon draagt hij 'beenlingen'.
Toen onze stadsarcheologe Anja van Zalinge het eindresultaat zag,
riep ze uit: "Ik vind het wel een lieverd!" Die vertedering begrijp
ik wel, maar zelf bezag ik onze verre voorvader toch met wat meer
scepsis, zeker toen ik het informatieve filmpje over zijn wederopstanding
had bekeken. Zonder zijn onschuldige fletsblauwe ogen is het meteen
al een ander verhaal, al kan ik me dan nog niet voorstellen dat die
aardige Anja dan iets had geroepen als "Wat een achterbakse gluiperd."
Maar wat ik me vooral afvroeg toen ik daar zo oog in oog stond met
Cornelis, was in hoeverre wij elkaar zouden begrijpen, stel dat we
ergens hadden kunnen afspreken, op neutraal terrein. Ik noem maar
wat, in 1750, op 'zijn' Botermarkt, voor een bakje koffie. Hoewel,
koffie? Die had hij nog nooit gedronken, neem ik aan. We zouden heel
erg aan elkaars koeterwaals moeten wennen en dan konden we voorzichtig
op zoek gaan naar gemeenschappelijke interesses. Moest ik me laten
bijpraten over de Hoeksche en Kabeljauwse Twisten? Of vertellen van
die fantastische nieuwe uitvindingen die hij had misgelopen, zoals
de fiets? / de waterleiding? / de anticonceptiepil? / de verdoving
bij de tandarts? / de centrale verwarming?
Die laatste twee boden misschien nog de beste aanknopingspunten. Dit
jaar liep ik twee dagen met een hamsterwang door een ontstoken kaak
en vorige week viel thuis de verwarming uit. Wat werd het snel kil!
We vernikkelden in no time. En pas op zulke momenten sta je stil bij
de dagelijkse ongemakken en ontberingen van vorige generaties, niet
eens zo heel lang geleden.
The past is a foreign country, wil het cliché, maar zo staand,
tegenover die brave Cornelis, kwamen er veel en woeste vragen bij
mij op. Stel dat ik nu in gesprek moest met mijzelf van 30 jaar geleden
... Ook dan zouden er al afgronden van onwetendheid gapen. De mensen
rookten nog in restaurants, hondenuitlaters droegen nog geen poepzakjes
bij zich en in 1985 bestond Windows '98 nog niet. Ik moest mijn eerste
email nog sturen.
Mijn geest racete door naar een Historisch Café van de toekomst. Het
hoefde niet eens in 2600 te zijn. 2116 mocht ook. Ze hadden mijn skelet
naar eer en geweten opgetuigd en mij uitgedost als 'een typische Haarlemmer
anno 2016'. Mart Smeets, Dennis van der Geest, Jaap Pop, Paul Witteman,
Beau van Erven Dorens en Ruud Geels een beetje door elkaar geklutst.
"Wat een lieverd!", zouden ze hopelijk zeggen; ook zouden ze meewarig
vaststellen dat ik al vóór mijn honderdtwintigste was overleden en
dat mijn gebit nog moeite moest hebben gehad met lammetjespap en aardappelpuree.
En idioot, neusverkoudheid kwam nog algemeen voor in die primitieve
tijd. Een eigenwijze columnist vroeg zich af waarover hij in vredesnaam
met mij zou kunnen praten.
Nou ja, als ik vast een suggestie mag doen: de rivaliteit tussen Amsterdam
en Haarlem? Díe zal over honderd jaar hopelijk toch nog wel gewoon
bestaan?
© Marius Jaspers - p 2016 Historisch Café
https://arnodb.nl/marijas/ |