Eduholics

"Dag in dag uit zaten we gevangen in dit gebouw, waar alles in een vast ritme verschoof, van uur tot uur, van lokaal naar lokaal, terwijl het idee dat er ooit aan ten grondslag moet hebben gelegen, dat iemand zich de moeite gaf om jou werkelijk iets te vertellen dat je nog niet wist maar altijd zou onthouden, totaal vergeten was."
(Nicolien Mizee, Voor God En De Sociale Dienst)

"Nee, het spijt me, Renske", hoorde ik mijn collega Fries de Vries bedaard zeggen toen ik het lokaal binnenkwam. "Ik heb die repetitie naar eer en geweten nagekeken, volgens de maatstaven die ik bij iedereen hanteer, dus ik zou niet weten waarom ik dat cijfer zou moeten herzien."
Een klassiek zeik-je-rijk-gesprek, dacht ik eerst, maar zo eenvoudig lag het niet.
"Ja maar ... het kan toch dat u ergens één klein foutje over het hoofd heeft gezien, of dat u te soepel gerekend heeft? Wat maakt het ú-ú-hú nou uit of u van die 7.0 een 6.9 maakt?" (Soap-wanhoop, zonder de gewenste uitwerking.)
"Als je je er echt niet mee kunt verenigen, leg dit curieuze geval dan maar voor aan de examencommissie. Die moet dan in zijn wijsheid maar beslissen." (Renske exit.)

Dit was Ionesco aan de Amstel! Een leerling die smeekt om een lager cijfer voor maatschappijleer. Ik liet me door Fries uitleggen dat de aanleiding voor deze scène lag in een bepaling in ons reglement om het herkansen van cijfers boven de zeven te ontmoedigen. Zo’n herkansing telt 'dubbel', zodat een leerling in totaal één herkansing minder heeft, en in dat licht was Renskes pleidooi voor een hardvochtige beoordeling volkomen begrijpelijk.

Fries is 72 jaar. Vijfenveertig jaar onderwijservaring en hij betreedt 's ochtends de school met de kwieke tred van een houthakker die zich verkneukelt over de eeuwenoude woudreus die hij straks gaat vellen. Behalve maatschappijleer geeft hij Nederlands en geschiedenis, en toen er laatst geen invaller voor Duits te krijgen was, bleek hij ook uitstekend met dat bijltje te kunnen hakken. Hij stamt uit de tijd dat in een schoolreglement memorabele zinnen stonden als "Gedrag en kleding van de leerlingen dienen in overeenstemming te zijn met het decorum van de school".

Het was dan ook niet uit starheid dat hij zijn rug recht hield tegenover dat meisje. Hij weigerde alleen zich neer te leggen bij de waan van de dag, die ons verstrikt in dit soort absurditeiten. Deze staat van onthechting is helaas maar voor een enkeling weggelegd. De meesten van ons zouden zuchtend dat cijfer een tiende puntje verlaagd hebben, om daarna weer duizelig mee te draaien in de carrousel van toetsweken, tentamenroosters, mentorgesprekken, herkansingsdagen, surveillance en inleverdata van rapport- en tussenrapportcijfers – liefst tot drie decimalen nauwkeurig.

Want er heerst in het huidige onderwijs (bij het personeel althans) een beklemmende ernst. Vanaf de peutertaaltoets tot en met de diploma-uitreiking, alles wordt even belangwekkend en urgent gevonden. De relativerende glimlach is suspect. Ik besloot weg te gaan bij mijn vorige school toen de directieleden er voortdurend door de gangen begonnen te hollen. Snel in looppas een mini-crisis bezweren. Een spurt van amechtig functioneringsgesprek naar vakoverstijgend sectieoverleg; een 'Steigerung' naar de leerlingenraad, zonder 'cooling down' gevolgd door een geforceerde sprint om op tijd te zijn voor het geplande ongedwongen gesprek met een collega.

"De leraar moet weer een flierefluiter worden", verkondigde een vriend van mij eens bij een door Adelmund belegde kennismaking met 'het veld' en hij leverde ter plekke een alternatief voor de kleffe wervingsspotjes van de overheid. "Laat voor de verandering nou eens een leraar zien die om twee uur 's middags in een roeibootje zit te vissen tussen wuivende rietpluimen. En als de snoekbaars dan niet wil bijten, kijkt hij achteloos even wat schriftelijke werkjes na."
Deze montere onderbreking van de vertrouwde klachtenlitanie over onderwaardering en overbelasting zorgde niet alleen bij het aanwezige publiek voor verwarring. Een onderwijsblad dat verslag deed van de bijeenkomst gebruikte de uitspraak als foto-onderschrift, maar verwisselde twee sprekers. In plaats van de imposante gestalte van Arend, die goed in zijn vel en in zijn vlees zit, stond bij de microfoon een uitgemergelde, hologige, door chronische stress aangevreten economiedocent, met rancuneus priemende wijsvinger: "De leraar moet weer een flierefluiter worden."

Ik zou er vóór zijn, al denk ik soms dat we helemaal niet meer kúnnen flierefluiten, dat inmiddels alleen de werkverslaafden nog over zijn, de echte 'eduholics'.

Op sombere dagen heb ik een andere theorie: al dat gepuf en geren is een vlucht naar voren. Het is pure angst, de angst voor het moment dat de dolgedraaide tredmolen versplintert en we ons tussen de brokstukken beduusd afvragen hoe we het zo ver hebben laten komen. En waar het ooit ook weer allemaal om begonnen was.

Ik hoop dat er tegen die tijd nog iemand rondloopt die het ons kan vertellen. En anders ... Fries, mogen we je bellen?

 

© Marius Jaspers - p 2003 Levende Talen Magazine

Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/