Ik moet jullie mijn vakantiekiekjes
nog laten zien! Kijk, dit is Atilla de Haan, met zijn vrouw Atilla
de Hen. Die twee zaten in een ruime volière waar de mussen vrijwillig
in floepten om voer te stelen. En dit is Piep, de moederkloek, met
haar samengestelde gezin. Twee grijze kuikens, een lichtbruin en drie
zwart-witte. We bevrijdden ze 's ochtends uit hun ren en dan scharrelden
ze op het erf en in de tuin hun eigen kostje bij elkaar. In de mestvaalt
vonden ze wormen.
"Moet je zien hoe sterk haar achterpoten zijn" riep ik geestdriftig
tegen mijn vrouw, toen Piep in haar ijver veel hooi en stof deed opstuiven,
haar kontje naar mij toegewend. Achterpoten? Ahum ... Als stadsmens valt
er van alles te ontdekken als je een week in een Drents gehucht bivakkeert,
in een tot woonhuis omgebouwde boerderij. Je posteert je met een mok
koffie in een tuinstoel en kijkt om je heen. Zo viel het mij op hoe
veel er geautomatiseerd is in de natuur. De bramen werden vanzelf
donkerpaars en peren rijpten tevreden in de zon – daar hoefden wij
niets aan te doen. Muggen werden verwijderd door hoogopgeleide stuntvliegers,
de huiszwaluwen. In een veld naast ons voedde een merrie haar veulen
op. Het zogen werd nog gedoogd, maar lang zou het niet meer duren.
Maar het meeste plezier beleefde ik toch aan Piep en haar gebroed.
De eerste dag opereerden ze als een zevenkoppig, 14-potig wezen; angstvallig
dicht bij elkaar, alle snaveltjes dezelfde kant uit en in het midden
de moederkloek: steeds waakzaam, soms agressief. Tegen het eind van
de week was het meer een los samenwerkingsverband. De kuikens zwermden
uit; ze kregen een eigen karakter en we gaven ze namen. De twee dikke
grijze waren Bolletje en Wolletje; de zwart-witten doopten we Fiep
en Ron en de eerste met een hanenkam was Neil. De rappe, magere noemden
we Vivianne, ter ere van Miedema, die Nederland naar de Europese titel
had geschoten. Ze kwamen gretig aanrennen als we ze bosbessen voerden,
of vis en frietjes. Spinazie en prei bliefden ze niet, sperciebonen
wel. Af en toe kwamen er romantische ideeën bij me op. Zo zouden alle
kippen moeten leven, dacht ik dan. In rust en eenvoud. En in vrijheid.
Ik zag ook de problemen. Als je 17 miljoen Nederlanders drie keer
in de week een ei bij het ontbijt wilt geven, moet je de zaken grootschaliger
aanpakken. Alleen al in Barneveld worden jaarlijks een miljard eieren
gelegd door de 3 miljoen daar gehouden leghennen. Zelf hadden wij
trouwens geen eieren. Piep was net broeds geweest en die van Atilla
de Hen waren bevrucht. Voor eieren moesten we naar de Plus, in het
dorp verderop. Dat ze ze daar wel hadden, sprak niet eens voor zich,
want juist die week waren enorme partijen eieren vernietigd vanwege
een te hoog fipronil-gehalte. Sommige pluimveehouders kozen er om
economische redenen voor om alle kippen te ruimen.
Het zoveelste schandaal in de bio-industrie. Het stemde bitter. Als
consument voel je je medeplichtig, zelfs al zoek je in de schappen
altijd de groenste bakjes uit, met schaterlachende kippen en protserige
certificaten (AH verkoopt 38 verschillende soorten eieren). Op ons
erf konden we het niet helemaal van ons af zetten, ondanks dat guitige
gegrut, gepik en gegraaf om ons heen. "Jullie moeten het zeggen als
jullie bloedluis hebben, Fiep, Ron en Neil! Dan krijgen jullie fipronil."
Kippen hebben niks met naamgrappen en wrange humor. Gelukkig hebben
ze ook geen weet van het lijden van soortgenoten elders in de wereld.
Dus die van ons leefden in rust en eenvoud.
© Marius Jaspers - p 2017 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |