In de boekenkast van mijn vriendin vond ik Kunt U Breukelen? (Nijgh
& Van Ditmar), waarin Justus van Oel betekenissen toekent aan Nederlandse
en Belgische dorpsnamen. Dat gaat als volgt:
· Genk - De man die ongevraagd handgebaren gaat maken als een vrouw
probeert in te parkeren.
· Ginniken - Het paradoxale giechelen van mensen die zojuist op een
haar na zijn verpletterd door een Londense bus of een grootstedelijke
taxi.
Het heeft mij geïnspireerd tot een soortgelijke exercitie, met dit
verschil dat ik uitga van termen uit de zeilsport en de scheepvaart
(die aan mij als landrot toch niet besteed zijn) en die koppel aan
nog onbenoemde verschijnselen in de onderwijswereld.
· Achterstag - Residu van nakijkwerk dat zich in de loop van het schooljaar
onder in een bureaula ophoopt omdat niemand er belang bij heeft
dat het wordt nagekeken: strafschriftelijkjes, gerecyclede boekverslagen,
enz.
· Britsen (bij leraren Engels) - Koketteren met je anglofilie door
een 'deerstalker' te dragen of demonstratief Marmite-sandwiches te
eten.
· Boeisel - Repertoire om de gevreesde laatste les voor de vakantie
door te komen; vroeger 'spelletjes', tegenwoordig deeveedeetjes.
· Centenaar (ook wel 'procentenaar') - Collega die zijn deeltijdfactor
tot vier decimalen nauwkeurig paraat heeft en wiens favoriete maand
de dertiende is.
· Dagge - Onwelriekende, licht toxische smog die na een zwaar proefwerk
rond de TL-buizen blijft hangen (Zie 'broeiklaseffect').
· Druifschot - Net iets te triomfantelijke afscheidgroet, na een mislukte
les in de deuropening geroepen door de olijkste van het stel.
· Fats - Standaardrepliek van het type "Ik deed niks!" "Ja, dat is
het nou juist!" "HAHAHA!" "Ga je maar melden!" Vandaar 'fatsenmaker'
voor de erkende beoefenaar van het genre.
· Feloek (FATAL ERROR 64738-IE-i98ME-000FLYC) - Het merkwaardige
verschijnsel dat je softwareprogramma's en randapparatuur overal
foutloos werken, behalve in het computerlokaal.
· Foksel - Scharrig internetwerkstuk, ingeleverd door een leerling
die er op speculeert dat je de ghostwriter toch niet zult traceren.
· Gijpen - Compulsief schuiven met paperassen bij aanvang van een overbodige
vergadering die samenvalt met de eerste zonnige lentemiddag.
· Hommerband - Onbedekte vleeszone direct boven het schaambeen, waarvoor
iedere mannelijke docent geacht wordt blind te zijn.
· Hulfje (bij mijn geestverwanten) - Met het blote oog nauwelijks registreerbare,
onwillekeurige beweging van het strottenhoofd halverwege woorden
als 'functiewaarderingsysteem' of 'deskundigheidsbevordering'.
· Huik - Werkboek met de afmetingen van een tweepersoonsluchtbed.
· Jomper - Babyboomer gespecialiseerd in zelfspot over zijn gevorderde
leeftijd: "Let wel, jongens, als de meester zegt dat hij een kind
is van de jaren zestig, bedoelt hij de 'summer of love', hè, en niet
de Victoriaanse tijd."
· Jufferblok - Gesloten front van mentoren en leerlingbegeleiders die
tijdens de revisievergadering 'het belang van het kind' steevast
interpreteren als 'zonder taak bevorderen'.
· Juilen - Druilerige opmerkingen maken als "Moeten we dat allemaal
wééééé-ten?" of "Mag het ook twintig woorden minder zijn?"
· Kardoen - Joviale klap op de schouder van de conciërge die jouw te
laat ingeleverde werk tijdig moet kopiëren.
· Klamaai - Het obligate woedegehuil dat uit de achterste banken opstijgt
wanneer je een repetitie opgeeft.
· Klosp (in de archiefkast) - Een kartonnen doos met urinekleurige
luistertoetsboekjes uit de vroege jaren zeventig, die eventueel
nog wel eens van pas zouden kunnen komen als oefenmateriaal.
· Kluiverboom - Plichtmatig gesprek met brood kauwende collega tijdens
de kantine-surveillance.
· Knuttels - De laatste krijtflintertjes in het bakje, waarmee tussen
samengeknepen nagels nog net iets op het bord gekrast kan worden,
onder begeleiding van meisjesgekrijs.
· Labberkoelte - Het zwijgen van de conrector die ziet dat je klas
tien minuten te vroeg het lokaal verlaat maar die zo kort voor de
open avond geen conflict wil riskeren.
· Lapzalf (met ~ smeren) - Bemoedigende opmerkingen maken tegen hardwerkende
dommerdjes die ondanks hun huiswerkinstituut drieën blijven halen.
· Loos doorhalen - Het diep gewortelde instinct om nog even een oefening
af te raffelen terwijl de Eastpaks en Kiplings al langsschuiven
op weg naar de volgende les.
· Mammers - Ongeopend weggesmeten, door liefhebbende moeders klaargemaakte
lunchpakketten.
· Neug - Leerling die in ruil voor zevens en achten braaf werkt, maar
zonder een spoor van leergierigheid.
· Parlevinker - Hinderlijk buurtende collega die overal liever opduikt
dan in zijn eigen les.
· Praaien - De kunst ijdele docenten uit te horen over vrouw, kind,
golden retriever en gerestaureerde stacaravan met de bedoeling de
aanvang van de les te vertragen.
· Schiemannen - Besmuikt lege blikjes en chipszakken oprapen na afloop
van het schoolfeest, omdat de leerlingen massaal deserteren en íemand
het toch moet doen.
· Struiven - Aanpappen met de coördinator om van hem gedaan te krijgen
dat je het PTA van het afgelopen jaar mag retoucheren.
· Tartaan - Versleten gymleraar die nog steeds probeert slidings op
ooghoogte te maken.
· Trenzen - De premature diepe gezichtsrimpels bij leraren die uitsluitend
de splinter in hun eigen oog zien en niet de balk in dat van 'het
kind'.
· Vertuien - Uitstellen van het begin van de les (en recupereren van
de vorige) door het bord meticuleus schoon te wissen en de op het
bureau klaar liggende lesattributen te herschikken en herherschikken.
· Vingerling - Overijverige brugklasser die jengelt om een voorleesbeurt
en daarbij "Meester!" roept.
· Wegering - De koppigheid van leerlingen die blijven zitten tot de
laatste seconde van het examen, ook al zijn de laatste relevante
kenniskruimeltjes reeds lang opgeschreven.
· Zeeglijn - Automatische rode kras door de vaste instinkers ('succesfull',
of in het Frans 'par example'); in uitzonderingsgevallen moet een
'zeeglijn' veranderd worden in een krul.
· Zelflozer - Collega die prat gaat op zijn ultramoderne didactische
werkvormen en bijbeunt in het bijscholingscircuit.
· Zwin - Opzettelijk gecreëerde hybride van twee letters ('autumne' /
'automne'), gebruikt in de hoop dat een lakse of laffe leraar het
voordeel van de twijfel laat gelden.
© Marius Jaspers - p 2004 Levende Talen Magazine
Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/ |