Als je op een ander huis past, merk
je pas wat een gewoontedier je bent en hoezeer je met je eigen huis
bent vergroeid. Wij zaten afgelopen week in de woning van een gepensioneerd
echtpaar in de Vogelenbuurt in Utrecht. Oude vrienden van de huisdichteres.
Drie verdiepingen, ruime keuken en een tuin. Zij gingen op vakantie,
er was een korte overdracht en na het uitzwaaien begonnen we met 'wonen'.
De eerste tests vielen positief uit: het koffiezetapparaat beter dan
thuis, de WiFi ook. De stereo klonk goed. Comfortabele zitmeubels
en dito matras. Er was een fijne buurtwinkel en een vriendelijk eetcafé
even verderop. Dus vind je het gek – ik doe even niet aan spanningsopbouw
– dat we het geweldig naar ons zin hebben gehad?
Alleen, zo'n ander huis, andermans huis, moet je je wel eerst eigen
maken. De eerste dag hing er nog een lucht van drogend wasgoed, met
een parfum dat mij tegenstond. Ging dat nog weg, vroeg mijn neus zich
rusteloos af. En een huis is niet stil: er zijn nieuwe piepjes en
bliepjes; krakende scharnieren, een houten trap die nakreunt. Het
zoemt, het zucht, het ruist en het duurt even voor je al die geluidjes
kunt thuisbrengen en negeren.
En dan zijn er je 'bezittingen' – waarvoor je een plekje wilt 'bezetten'.
Liefst een vaste plek en dat viel in dit huis niet mee. Het was vol.
Complet, zoals op Franse campings staat. De vele kasten en opbergsystemen
waren tot de laatste plek (alfabetisch!) gevuld met boeken en CD-collecties.
Aanvankelijk voelde ik een sterke behoefte aan 'mijn' kastje of plankje,
zoals je dat in een hotelkamer wel hebt, maar dat was er eenvoudig
niet.
The house was very much 'lived in', zeggen de Engelsen en dat gold
zeker voor dit huis. Geen steriele toonzaal, maar warmmenselijk en
(op die alfabetische verzamelingen na) vaak onordelijk. Met voor de
buitenstaander (die helemaal niet in zo'n huis hoort) kleine ergernissen
en ongemakken, die je eraan herinneren wat een onvolmaakt samenwerkingsverband
ieder huwelijk is, met onvermijdelijke compromissen op het gebied
van organisatie, functionaliteit en hygiëne. Ik stelde me voor hoe
bepaalde überpraktische, daadkrachtige, interieurbewuste types een
week bij ons waren ingetrokken en tevergeefs probeerden te doorgronden
waarom dit zus ... en dat zo ... en waarom wij niet gewoon ... Of erger nog,
dat ze in die week alle kruiden van vóór 2008 hadden weggegooid. Ook
waren de pannen blinkend geschuurd. Spelenderwijs hadden ze een keur
aan goedbedoelde kleine reparaties verricht en voor de hand liggende
verbeteringen aangebracht (kijk, een haakje voor de pollepel). En
dat wij beteuterd keken, want voor ons was het allemaal goed genoeg
geweest zoals het was.
Het is mijn laatste ochtend in Utrecht. De regen tikt knus op de serre
– toch nog een nieuw geluid – en het spijt me dat we hier al weg moeten
zo meteen. Net nu ik gewend ben. 'Gewend' heeft dezelfde stam als
'gewoonte'. Maar pas tijdens het schrijven van dit stukje bedacht
ik dat ook 'wonen' en 'gewoonte' weleens etymologisch verwant zouden
kunnen zijn. Ik hoop dat het zo is.
Vanavond ga ik het nazoeken. Nu eerst de koffer pakken.
© Marius Jaspers - p 2018 Raarlems Dagklad
https://arnodb.nl/marijas/ |