Goedemiddag, beste Haarlemmers, bestaand
en niet bestaand.
Hij dreigt inmiddels aan zijn eigen succes ten onder te gaan, maar laten
we niettemin even stilstaan bij de leuze die onze grote buurman 020 sinds
jaar en dag de wereld in slingert. In brutale kapitalen: I AMSTERDAM.
Wat direct opvalt (zeker op dit knusse samenzijn onder de noemer 'Haarlem
bestaat niet') is het ontbreken van iedere existentiële twijfel. I AMSTERDAM
– waar een groot filosoof als Descartes stapje voor stapje, bibberend, op
de tast, arriveert bij zijn cogito ergo sum, schreeuwen die Mokumers
het van de daken met alle branie die hen eigen is. Egocentrisch. In Engels
met een Jordanees accent. Het helpt natuurlijk dat zij met velen zijn daar
aan het IJ: 800.000 lefgozers en lefwijven bij elkaar. IK BENNEKOM of IK
BENNEBROEK zou beduidend minder impact hebben. Zelf bedacht ik een aantal
jaren geleden voor Haarlem een snaaks antwoord op I AMSTERDAM.
WE ARE LEM benadrukte onze kleinsteedse saamhorigheid en verbondenheid,
zo was de achterliggende gedachte. Helaas, de verkoop van de T-shirtjes
stokte na de eerste oplage van vijf. Ook de overige WE ARE LEM-merchandise
ligt opgeslagen in een zoek geraakte loods ergens in de Waarderpolder. Vergeleken
met alles wat de citymarketing-hype verder opleverde, stak mijn eigen poging
nog betrekkelijk gunstig af. Zeg nou zelf ...
DOE HET in Dronten.
HET KAN in Almere.
Tilburg, JE BENT ER.
HELEMAAL Hengelo.
JE TREFT HET in Tiel.
Veldhoven VERRASSEND VEELZIJDIG.
JE KUNT NIET OM Zederik HEEN (Zederik?).
Enkhuizen BOEIT [Ja, nu de categorie heavy woordspelingen].
Sneek = MEER.
ERVAAR Maassluis.
Hoorn MOET JE VOELEN.
Harlingen heeft WAD.
Den Helder KUST DE ZEE.
Bestaan er stadspsychiaters? Dorpspsychiaters? Vlek-op-de-kaartpsychiaters?
Er bestaat in elk geval wel een stoornis die bigorexia heet en waar al die
stadspromotieteams aan lijken te lijden – bigorexia is een broertje van
anorexia. De patiënt is een obsessief bezoeker van sportscholen en doet
er alles aan om zijn spiermassa op te pompen. Hij gaat, geholpen door plastische
chirurgie en voedingssupplementen, gevaarlijk ver om zijn verwrongen, negatieve
zelfbeeld in overeenstemming te brengen met een onbereikbaar ideaal.
Dat negatieve zelfbeeld brengt ons terug bij HAARLEM BESTAAT NIET, dat het
helaas nooit geschopt heeft tot stadsslogan. Zoals u hopelijk weet, is het
de titel van een prachtig uitgegeven boek van Lennaert Nijgh.
Gepubliceerd in 1996, met dank aan het Haarlems Dagblad én de voorintekening
van duizenden rechtgeaarde stadgenoten. Hun namen beslaan vier dicht bedrukte
pagina's en alleen al het lezen daarvan wekt bij mij een vage ontroering.
De titel is ontleend aan de reeks mythes en legendes die in het boek wordt
doorgeprikt. Blijft er daarna überhaupt nog iets over van onze geschiedenis,
vraagt Nijgh zich af. En ook hij psychologiseert: Haarlem lijdt aan een
Calimero-complex. Het klampt zich krampachtig vast aan zijn pseudoverleden
doordat de stad economisch is overvleugeld door het veel dynamischer Amsterdam.
Nuffig en suffig is Haarlem geworden en uit frustratie tuigt het zijn heldenverhalen
steeds fraaier op.
Wat mij betreft komt er snel een herdruk van dit boek. Vanwege het gesoigneerde
taalgebruik, dat ook bij verschijning waarschijnlijk al wat archaïsch aandeed.
En omdat het een goudmijn van informatie is. Omdat het de liefde voor Haarlem
uitdraagt. Omdat het ons in de gekwelde ziel van Lennaert Nijgh laat gluren.
En omdat zíjn weemoed bij iedereen die aan het Spaarne is opgegroeid talloze
herinneringen losmaakt.
Mijn lievelingshoofdstuk is De Mottenballenfabriek, over de jaren zeventig.
Het 'milieu' is dan nog maar net ontdekt, althans door actiegroepen. Nog
niet door de gemeente, die zonder gewetensbezwaren vuil slib in de Mooie
Nel blijft storten. Berucht was ook het zogenaamde Ridsterrein in de Waarderpolder,
dat werd gebruikt als afvoerputje voor alles wat toxisch, schadelijk of
gewoon goor was. Op die afgelegen locatie stond in de naoorlogse jaren de
mysterieuze Ridsfabriek, die insecticide maakte en trotyl voor Korea en
iets gemeens wat 'mengzuur' heette. Er klonken daar regelmatig explosies
en er was vaak brand. Volgens een Spaarndamse sage zou er ooit een brandweerman
in een gat of kelder zijn verdwenen. "Alleen zijn trouwring is nog teruggevonden",
aldus de overlevering.
Als de wind verkeerd stond liep Haarlem-Noord naar adem te happen, schrijft
Nijgh, quasi-neutraal. Niettemin, ik verdenk hem van een geamuseerde grimas
tijdens het schrijven. Of een nostalgische glimlach. Want dat is het gekke:
met het verstrijken van de jaren wordt de stank van vroeger je dierbaar.
De drollen die in hele scholen door de Jan Gijzenvaart zwommen, de weeë
chocolademist van Droste, de penetrante dampen bij slibverwerkingsbedrijf
Rutte. Misschien komt het daardoor wel dat de nieuwe wervingskreet van onze
stad niet aan mij besteed is. Kent u hem?
Adem in. Adem uit. Adem Haarlem.
Adem in. Adem uit. Adem Haarlem.
In mijn geheugen strijden te veel vervlogen geuren om voorrang. Want dat
is wat die leuzenbakkers vergeten: een ieder maakt zijn eigen stad, bestaand
of niet bestaand. Daar heb je als het goed is geen hulp bij nodig.
© Marius Jaspers - p 2015 Geschiedenisfestival 2015
https://arnodb.nl/marijas/ |