Elk mens heeft een bepaald zelfbeeld
en doorgaans komt dat niet helemaal, of helemaal niet, overeen met
het beeld dat anderen van hem hebben. Die discrepantie kan op pijnlijke
wijze aan het licht komen – door een verdrinkend schaap bijvoorbeeld.
We wandelden door de Hekslootpolder en ik zag het arme beest tevergeefs
ploeteren om aan land te komen. Veel overtuiging zat er niet meer
in. Ik klom over een hek het weiland in om te zien of ik iets kon
doen. Nee, het was niet zo dat ik driest op de waterkant af holde,
me alvast ontdoend van mijn bovenkleding om dat tegenstribbelende
schaap met een heroïsche krachtsinspanning uit de prut te sleuren
en het kunstmatige ademhaling toe te dienen. Zo eenvoudig zou het
nog niet zijn. Het was een eerste verkenning, maar nog voor ik tot
een reddingsactie kon overgaan kwam een joekel van een merrie met
haar veulen mijn kant op. De huisdichteres begon nu te joelen en maande
mij paniekerig terug te komen.
"Dat moet jij niet doen, we bellen de dierenambulance!" De manier
waarop ze dat 'jij' uitsprak beviel me niet bijster, maar ik zocht
er nog niet veel achter. We liepen honderd meter door naar de Slaperdijk.
Zij zocht het nummer, ik zocht een autochtoon – iemand die wist hoe
de boer heette of die wist wat hem te doen stond.
Ik vroeg een echtpaar om hulp. Ze hoorden me aandachtig aan, maar
droegen zulke witte vrijetijdskleding dat ik er niets van verwachtte.
Het schoot niet op. Er reden op dat pad ligfietsen, racefietsen en
ontelbare elektrische fietsen met mensen die op de kaart speurden
naar knooppunt 38 of 43. Heel recreërend vergrijzend Nederland trok
voorbij. Ik wilde gewoon een polderjongen die van wanten wist en werd
steeds chagrijniger – ik vreesde dat dat schaap elk moment met een
klaaglijk "bèèhhh" de strijd zou opgeven.
Ah ... een voorbijganger had het nummer van de dierenambulance Haarlem-Noord,
maar net toen we die te pakken hadden, was daar dat eerste echtpaar
weer. "Hij staat op het droge", meldde de man glunderend. Wat?!? Hoe ...?!?
"Je moet ze achter de kop pakken." Achter de kop. Je moet er maar
op komen. Zijn kleren waren nog even smetteloos. Die man was een held.
Die man was de held die ik had willen zijn ... "Dat had jij nooit gekund",
zei de huisdichteres op een nou-zei-ik-het-niet-toon, toen we nog
even gingen kijken. Gelukkig, er liep één heel vies schaap in de kudde.
"Jij zou helemaal onder de bagger hebben gezeten, of dat schaap zou
je gebeten hebben."
Haar vertoog ging nog geruime tijd door, over schapenbeten en agressieve
slootbacteriën, maar ik moest even iets verwerken. Ik begrijp heus
dat ze mij niet heeft gekozen vanwege mijn indrukwekkende musculatuur
en bewezen heldenmoed. Dat ze mij regelmatig ziet worstelen met de
schenktuit van het pak halfvolle melk of de ritssluiting van de regenponcho
helpt natuurlijk ook niet. Maar hé, hier was mij iets afgepakt. Als
zij er niet bij was geweest ...
In Spaarndam was het kunstmarkt. We zaten op het drukke terras en
slenterden langs De Kolk. De huisdichteres haalde een broodje paling
voor me, alsof ze iets goed te maken had. Op een dakgoot zagen we
een spreuk die in zulke crisissituaties wel van toepassing leek.
In Spaarndam was het kunstmarkt. We zaten op het drukke terras en
slenterden langs De Kolk. De huisdichteres haalde een broodje paling
voor me, alsof ze iets goed te maken had. Op een dakgoot zagen we
een spreuk die in zulke crisissituaties wel van toepassing leek: Al
te wijs kan niet beginnen. Al te zot kan niet bezinnen. En hoe
dan ook, dat schaap graasde nog lang en gelukkig.
© Marius Jaspers - p 2015 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |