In zijn biografie De wereld van gisteren
memoreert de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig (1881-1942) meermalen met
weemoed aan de tijd dat hij zonder paspoort en visa door Europa kon reizen.
Alleen landlopers of zigeuners werden toen lastig gevallen met zulke formaliteiten.
Voor ons ondenkbaar, zoals het voor moderne tieners ondenkbaar is dat je
ooit het vliegtuig betrad zonder eerst een inspectie- en detectietraject
te doorlopen, als poedels in de circusring: riem af, tas af, colbertje uit,
schoenen uit, door het poortje, je laten fouilleren omdat je het metalen
kammetje in je kontzak was vergeten.
Klein leed, noodzakelijke rompslomp, de prijs voor veiligheid, denken de
meesten berustend. Dat er ook iets wezenlijks verloren gaat, ondervond ik
de afgelopen week, toen ik als begeleider met 44 scholieren naar Londen
reisde, vanaf station Brussel Zuid. Wij boften: de Eurostar reed zonder
oponthoud door het grimmige gebied bij Calais, waar vluchtelingen dagelijks
proberen als verstekeling de Kanaaltunnel in te komen. De trein na ons liep
dertien uur vertraging op.
En we hadden pech: de grenspolitie op Brussel-Zuid viste een van onze kinderen
uit de rij, terwijl de rest tam doorsjokte naar de detectiepoortjes. Die
knul woont al jaren in Nederland maar heeft de Duitse nationaliteit. In
plaats van zijn paspoort (dat hij wél had, thuis) had hij zijn verblijfspas
meegenomen, waarmee hij wel vaker reisde in Europa. Niet zo snugger. We
werden naar een niemandsland gedirigeerd tussen twee controlezones in. Daar
belden we met de Duitse ambassade, met zijn ouders, we argumenteerden met
de onverbiddelijke Belgen, smeekten, soebatten, maar het slot van het verhaal
was dat onze slungelige, ietwat wereldvreemde gymnasiast alleen achterbleef.
Einde excursie en een enkeltje terug naar Amsterdam.
De bitsheid van de beide vrouwelijke grensbeambtes maakte het er niet beter
op. Ze bleven herhalen dat het document ongeldig was. Ongeldig. Hun ogen
stonden koud en hardvochtig, leerde de irisscan die ik heimelijk uitvoerde.
Zij deden slechts hun plicht. En het zou kunnen dat u het met hen eens bent.
Ja, toch? Het zou kunnen dat ík in hun positie evenmin toegeeflijkheid had
durven opbrengen. De kern is dat we ons hebben onderworpen aan een onvermurwbaar
systeem dat niemand vertrouwen schenkt tot het tegendeel is bewezen. Want
dat met het terugsturen van zo'n jongen het terrorisme een gevoelige slag
is toegebracht, zal niemand beweren.
Ik schrijf dit in de week dat de berichtgeving over asielzoekers 'kantelde'
van angst naar meer medeleven. De week van de iconische foto. De Engelse
roddelkrant The Daily Mail schakelde soepel over van koppen als "Calais:
send in the army" en "Migrants: how many more can we take?" naar "Tiny victim
of human catastrophe".
Toevallig las ik onlangs Prikkeldraad van Dick Wittenberg. Het boek behandelt
de onstuitbare opkomst van het materiaal en de diverse toepassingen sinds
het werd uitgevonden in 1873, in DeKalb, 100 km van Chicago. De veehouders
op de prairie waren er blij mee, maar ook de generaals uit de Eerste Wereldoorlog
en de rijke bewoners van gated communities in Johannesburg. Wittenberg
gaat in op thema's als illegale immigratie en irrationele versus rationele
angst.
Vlamingen spreken trouwens van 'pinnekesdraad'. Een van de boeiendste hoofdstukken
gaat over de 'Dodendraad' / Grenzhochspannungshindernis die Nederland (neutraal)
en België (bezet gebied) van elkaar scheidde van 1915 tot 1918. Voorafgaand
aan de val van Antwerpen (1914) zocht ruim een miljoen vluchtelingen een
heenkomen in ons land, dat destijds zes miljoen inwoners telde! Ze werden
ondergebracht in de Bijenkorf, Artis, in binnenschepen en waar al niet.
Een eeuw later zijn de vragen in essentie dezelfde als toen: moeten we de
afrasteringen verhogen of de poorten wagenwijd openzetten, à la Angela Merkel?
Nu alleen het antwoord nog.
© Marius Jaspers - p 2015 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |