Zo'n drie of vier keer per jaar hebben
mijn vrouw en ik ruzie. Weinig op zich, maar door de jaren heen is
er één onuitroeibaar thema: ik word (te?) kwaad op iemand anders en
zij wil dat ik me beheers, waardoor ik nóg kwader word.
Zo ook afgelopen donderdag. Aan mijn humeur lag het niet – we kwamen
terug van een erg fijn concert in de Dorpskerk in Bloemendaal. Bij
het oversteken van de Kleverlaan (bij de IJsbaan) wachtten we braaf
tot het voetgangerslicht van de linker rijbaan op groen sprong, hetgeen
geschiedde. Bij de vluchtheuvel halverwege zagen we dat het volgende
licht rood bleef. Links op de Randweg zoefde het verkeer onverminderd
en ongehinderd door. In de drie voorsorteervakken rechts stonden één
motor en daarnaast twee auto's te wachten. Na een korte, zichtbare
aarzeling besloten wij over te steken. Bij onze eerste stap liet de
motorrijder zijn machine zo hard mogelijk knetteren, vonken en bulderen.
Drie meter is bar weinig en de herrie was waarschijnlijk tot in Velserbroek
te horen. Wij maakten (hier nog eendrachtig) een luchtsprong met halve
schroef en paniekten terug naar het trottoir.
Haha! Grapje! Maar ik hou niet van zulke grapjes. Die in leer gehulde
biker zat daar verstopt achter het ruitje van zijn helm (grijnzend?).
Op maar drie stappen afstand en ik (laaiend, tot tien tellen zat er
niet meer in) had de eerste stap al gezet. Niet met de bedoeling die
motordebiel tot moes te slaan (voor Badr Hari heb ik nooit gedeugd),
maar ik hoef niet alles te pikken. Een hartig woordje was op zijn
plaats. Vond ik.
Maar de meningen zijn verdeeld. Mijn vrouw trekt aan mijn arm en smeekt
me om rustig te blijven. Zij ziet mij al op de intensive care liggen
met een verbrijzelde kaak. Zo'n gemankeerde Hell's Angel heeft vast
vriendjes ... Je weet niet wat zo iemand gebruikt heeft ... Daar komt bij,
ik daal in haar achting als ik mijn zelfbeheersing verlies. Waar ik
hoop mijn vijand met een verbale kastijding tot geprevelde excuses
te dwingen, ziet zij een hyperventilerend iel mannetje dat weinig
indruk maakt.
Dit alles werd niet uitgesproken op die vluchtheuvel. Wel stonden
we daar een halve minuut te kibbelen, nog steeds op drie meter afstand
van Easy Rider (achter zijn helm nog steeds grijnzend?). Mijn bloeddruk
steeg gevaarlijk door de frustratie. Graag zou ik iets heel vies op
dat ruitje van hem smeren. Toen het eindelijk mocht, trok hij bedaard
op. Geruisloos bijna.
Wij liepen samen (dat nog net wel) over de Verspronckweg naar huis
en recycleden eerdere ruzies. Zij: je zou het toch anders kunnen zien?
Die vent had ons mooi tuk. Nou, hoe belangrijk is het? Conclusie:
ik moet voortaan kalm blijven en toch sterk en waardig (Boeddha Hari!).
De vraag is alleen hoe. Als ik al ziedend ben? En nog iets, betekenen
zelfrespect en trots dan niets voor haar? Straks, als ik 87 ben, wil
nog steeds liever op stramme benen met geheven wandelstok op een groep
hooligans af dan dat ik me laat jennen of schofferen. Tegen die tijd
zijn we twintig ruzies verder. Want ik vrees dat het laatste woord
er nog niet over gezegd is.
© Marius Jaspers - p 2019 Raarlems Dagklad
https://arnodb.nl/marijas/ |