"Bas zit goed achter het bord," zei iemand eens tegen mij tijdens
een toernooi, maar wat hij eigenlijk wilde zeggen was: "Neem daar
een voorbeeld aan, Jaspers, jij zit fout achter het bord!" Ontkennen
baat niet. In de beslissende fase van de partij voel ik me als een
deliriumlijder met intense jeuk die bij springvloed op de Barendszee
probeert te schaken in een rubberbootje van de firma Blokker. Spasmes,
grimassen, klamme handen die graaien in een verwarde haardos - daar
kunt u mij aan herkennen. Mijn notatiebiljet is een lachertje. Iedere
woensdagochtend vind ik bij het douchen op mijn linkerarm of rechterkuit
weer graffiti als Dxd6 (?) - La5-a3 (!).
De Bas in kwestie houdt zijn rug kaarsrecht, ongeacht tijdnood of
instortende stelling. Hij verroert zich tijdens de partij nauwelijks,
behalve dan om af en toe bedachtzaam zijn wijze baard te strelen.
De suggestie die van de opmerking uitging was duidelijk: zijn evenwichtige
lichaamshouding weerspiegelt ordelijke denkpatronen. Of sterker
nog, neem een correcte pose aan en de logische zettenreeksen volgen
vanzelf. Wie recht zit, doet geen kromme zetten.
Toch wil het er bij mij niet in dat lichaamstaal in zo'n directe
relatie staat tot de schaakprestaties, want ijskonijnen en dwangneuroten
vind je op alle niveaus. Onderin groep 12E van het Corus-toernooi
tref je spelers die hun stukken neerzetten met het aplomb van een
Kortsjnoi of Anand, maar vervolgens a tempo uitroepen: "Shit, mijn
dame! Da's al de tweede keer deze week!" Er spelen dus andere factoren
mee, zoals ik hoop te illustreren met een paar recente voorbeelden
uit onze eigen Sociëteit.
Laten we beginnen met Hendrik-Jan G. Kan je wel tegen een weerloos
iemand die voor de helft in het gips zit, zult u denken als u een
goed hart heeft - maar daar gaat het hier nou juist om. Ik zag hem
zitten bij de eerste bekerronde en ik vond het een onmiskenbare
imagoverbetering, die krukken. Begrijp me goed, ik wens hem een
spoedig herstel, maar die dingen vormen een volmaakte aanvulling
op de meelijwekkende aanblik die hij altijd al biedt bij zijn partijen.
Hendrik-Jan G. heeft lijden tot een kunst verheven. Hij kreunt,
blaast, tut-tut en beschikt daarnaast over een uniek repertoire
aan speciale geluidseffecten waarvoor de Nederlandse woorden nog
moeten worden uitgevonden. Soms imiteert hij zo overtuigend een
vies afvoerputje dat na jaren wordt ontstopt dat je concludeert
dat hij nog maar drie zetten te leven heeft. Maar als je dan bij
zijn bord gaat kijken, blijkt hij een toren en twee pionnen voor
te staan. Die geluiden hebben niets te maken met de stelling op
het bord. Ze drukken in zijn geval meer een levensfilosofie uit.
Zoiets als "Na regen komt motregen en daarna weer stortregen."
Een andere vorm van lijden zagen we in diezelfde bekerronde bij
het duel tussen de twee Harry's (niet te verwarren met de twee Henny's,
de zwakbegaafde drugskoeriers uit Enschede). Van de partij zelf
heb ik niks gezien, want ik zat in mijn rubberbootje van Daan in
het V. te verliezen. Hoe dan ook, Harry T. won en Harry L. verloor,
waarbij moet worden aangetekend dat hij een opmerkelijk goed verliezer
is voor iemand die vergeleken met zijn clubgenoten zo weinig ervaring
heeft opgedaan op dat gebied.
Bij de analyse tuurde Harry L. mistroostig over het bord; de achterste
rij leek kilometers ver weg. Zijn kin rustte minutenlang op de eigen
koning. Vermoeid memoreerde hij aan een vergelijkbare stelling,
die voor het laatst in 1932 was voorgekomen in de Overijsselse onderbond,
en hij toonde de omstanders uitermate stroeve subvarianten die hij
na lang piekeren had verworpen op grond van een niet helemaal duidelijke
ressource van zwart 14 zetten later, maar ja ... maar ja ... misschien
had hij die bij nader inzien toch moeten proberen (diepe zucht,
waarbij de ogen zich even sluiten) ... Harry L. weet het als geen
ander: schaken is moeilijk.
Harry T. zei af en toe ook wel wat ("Dat paard moet gewoon weg uit
die hoek."), maar hij zag het geschuif met de stukken aan alsof
hij ontspannen toekeek hoe zijn zoontje van vier met een blokkendoos
zat te spelen. Met superioriteitsgevoel had dat niets te maken.
Hij had zijn overwinning binnen en de hogere waarheid kon hem gestolen
worden. Het was een grappig contrast, al vind ik eigenlijk dat het
niet past dat iemand er na een lastige overwinning op de clubkampioen
nog fris genoeg uitziet om te poseren voor een reclame van karnemelkzeep.
Wat zou er gebeuren als deze Harry T., geïnspireerd door zijn successen
bij Het Witte Paard, het schaken voor de verandering eens serieus
ging nemen? Ik voorspel dat hij binnen de kortste keren 300 ratingpunten
zou zakken. Zijn stijl zou verkrampen en hij zou week in week uit
na 18 risicoloze zetten door zijn vlag gaan. Bij zijn partij in
2002 tegen ondergetekende zou zich dan de volgende conversatie kunnen
ontspinnen:
HT: "Heb jij een reservepen voor me?"
MJ: "Jouw pen ligt daar in de hoek, die is net uit je hand gevlogen.
En haal gelijk even een dweiltje, Harry, je hebt je koffie omgestoten."
*****
HT: "KKLKLKLOISJKSJKPSJ!"
MJ: "Is Hendrik-Jan er wél? Die kon toch niet vandaag?"
HT: "Sorry, nee, dat was ik. Dat heb ik wel vaker de laatste tijd.
Dat is de spanning. Ik barst ook weer van de jeuk."
*****
HT: "Verdomme, mijn vlag! Het zal niet zo zijn. Heb jij misschien
karnemelkzeep bij je, ik zweet als een otter."
MJ: "Nee, het spijt me. Maar uh ... Harry, neem me niet kwalijk,
als ik je iets mag adviseren: je moet echt wat aan die houding van
je doen, joh. Je zit totaal verkeerd achter het bord. Ik was vroeger
zelf net zo, hoor, maar moet je zien, de inkt zit onder je oksels!
En je zit aan één stuk door aan je haar te frutten. En dan nog zo
iets. Waarom speel je in vredesnaam de Swesnikov, dat is toch helemaal
geen opening voor iemand als jij? Daar moet je stalen zenuwen voor
hebben!"
© Marius Jaspers - p 2001 HWP Clubblad 'De Ruif'
https://arnodb.nl/marijas/ |