This is no time for learning Swedish, zong
Lou Reed op de LP New York.
Wat er volgens Lou Reed mis was met learning Swedish laat zich
licht raden. Er moest – het was 1989 – geen tijd gemorst worden.
Actie! Op de barricaden. Weg met glibberige politieke slogans, gekonkel,
zelfingenomenheid en kwezelarij. De tijd dringt.
This is no time to be acting frivolous
because the time is getting late.
Die Zweedse les waar we ons van Lou Reed niet voor mochten opgeven
is een prachtig beeld. Ik zag een groepje bedaagde New Yorkers voor
me die door hun verloederde, door misdaad geteisterde stad naar
een vervallen buurthuis in Brooklyn reisden en daar onder leiding
van de brildragende mejuffrouw Ljunggren braaf hun schriftjes openden
en in onberispelijk handschrift rijtjes aanlegden van rangtelwoorden
(första, andra, tredje, fjärde, femte, sjätte) of de seizoenen (vår,
sommar, höst, vinter). Bij de 'corona' gaat het tongetje uit de
mond – dat lieve rondje boven de 'å'. En daarna koeren en kirren
de cursisten oefendialoogjes. Vaktmästarn / fröken, vi har lite
bråttom. ("Ober, juffrouw, wij hebben een beetje haast!")
Een taal leren terwijl je stad op instorten staat en het gezag wankelt?
En wat is het nut ervan? New Yorkers knauwen zich met hun Yankee-accent
toch wel de wijde wereld door. Wie hen (in woestijn, coffeeshop
of mangrovebos) niet verstaat moet de schuld bij zichzelf zoeken.
Pech voor juffrouw Ljunggren ...
En ook voor iedereen die vergeten is hoe heerlijk het is om een
nieuwe taal te leren. Neem mij. Het begon ermee dat ik (nee, ik
schaam me nergens voor, noem mij één mens zónder perverse afwijkingen)
me waagde aan de Spiegel van de Friese Poëzie. Een tweetalige uitgave,
dus ik hoopte dat Fries met een beetje spieken bij de vertaling
en enige flair wel te doorgronden. Dat viel bitter tegen. En dat
zat me niet lekker.
Als driejarige, moeten jullie weten, keek ik vanaf de rug van mijn
vader op de brug van Bartlehiem naar zwoegende Elfstedenrijders.
Wij woonden in Dokkum. En als mijn moeder morste, zei ik als parmantig
broekenmannetje net griemen, mem. Kort daarna verhuisden we (mijn
ouders waren geen Friezen) en mijn Fries raakte zoek.
Als poëzie te moeilijk was, dan proza misschien? Ik zette Fabryk
van Trinus Riemersma op de e-reader. Dat begon zo: As ik foar Hotel
de Graaf lâns rin, sjoch ik Sybesma al by de bus omdangeljen. Hy
ferskûlet even it gesicht yn de hannen om in sigaret oan te stekken
en eaget dan myn kant oer. De derde zin was niet veel moeilijker.
Ik bestelde een papieren boek van hem, Nei de klap.
En raakte meer in de ban naarmate ik vorderde in dat boek. Was mijn
rudimentaire Fries wakkergekust? Af en toe zocht ik iets op met
de Oersethelp of Google Translate, maar veel liet zich best raden.
Telkens als de puzzelstukjes van een alinea in elkaar vielen, klingelde
er een geluksbelletje in mij; her en der op de pagina twinkelden
intrigerende of grappige woorden. Mijn knieën heten voortaan 'knibbels'
– zo'n woord kan ik niet lezen zonder een klein genotsrillinkje.
Ik vermoedde alleen dat ik de eerbiedwaardige Friese taal (geen
dialect!) waarschijnlijk vreselijk verminkte in de uitspraak. Mar
dêr is rie ta, bedacht ik. Ik nam twee spraaklessen van Jikke, hier
uit het dorp. En niets wijst er op dat mijn bevlieging wegebt. Taal
is zo mooi!
P.S. En moeilijk! Want toen deze ode aan de taal bijna af was, checkte
ik de tekst van There is no time. Learning Swedish? Nergens
te vinden!? Ik liet die chagrijnige Lou nogmaals zingen. Noppes.
Het enige wat erop leek was This is no time for learned speech.
Ik had het jarenlang verkeerd in mijn hoofd gehad ...
© Marius Jaspers - p 2023 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |