Leeswoede

Het literatuuronderwijs is niet meer. Bij Nederlands communiceren en presenteren ze zich suf en als gevolg van al die als-je-haar-maar-goed-zit-opdrachten schieten de Tachtigers en de Rederijkers erbij in. De moderne vreemde talen hebben in 5 en 6 vwo meestal twee kwetsbare contactuurtjes per week voor hun hele programma. Vroeger had je drie uur, waarvan je er standaard één reserveerde voor literatuur, het hele jaar door. Tegenwoordig wordt ergens in het jaar, in goed overleg met de andere secties, een blokje van zes lessen 'vrijgemaakt', waarin dan een volledige letterkundige periode dient te worden gepropt. Frans doet graag de Verlichting en Engels ... ach, een paar kruimeltjes Keats, een snufje Wordsworth en als het meezit wat snippertjes van The Rime Of The Ancient Mariner. En het theoretisch kader mag niet worden vergeten! Dus op de valreep roep je nog snel dat de Romantici verzot waren op hun eigen zielenroerselen en ook op het milieu (herfst, westenwind, narcissen, nachtegalen, albatrossen!) en dat is het dan weer voor een jaar.

Aan de leeslijst hoeven we niet veel woorden vuil te maken. Smaakontwikkeling is het devies, maar wat valt er te ontwikkelen als je op een rantsoen van drie of vier romans per vreemde taal wordt gezet? In 4 vwo kiezen ze Animal Farm als eerste boekje - nou, dat moet dan maar. Een jaar later een hapklare Nicci French (niks mis mee) en na Brave New World vouwen ze in de zesde klas het leesportfolio plechtig dicht. Dat is de literaire bagage waarmee de doorsnee leraar Engels zijn atheneumleerlingen doorwuift naar de collegebanken.

Een enkele diehard poogt op de oude voet verder te gaan en doet meer dan het programma vereist, maar steeds vaker wordt zo iemand gezien als een zonderling, een eenzame strijder, te vergelijken met die Japanse soldaten die tot in de jaren zeventig in tijgersluipgang door hun eigen perceeltje oerwoud bleven kruipen, omdat niemand ze had verteld dat de rest van de wereld allang weer met andere oorlogen bezig was.

Het pleit is definitief verloren. Van de politiek valt niets te verwachten. Onze volksvertegenwoordigers zijn bedreven skimmers en scanners, die zich verbeelden dat ze 'lezen' als ze in ambtelijke nota's en milieueffectrapporten de conclusies een modern kleurtje geven met hun merkstift. Met onsterfelijke schrijvers hebben die lui niks. Ze zullen zich hooguit even met de schone letteren gaan bemoeien als 'onderzoek' het maatschappelijk nut en het economisch rendement ervan aantoont. Mocht bijvoorbeeld blijken dat liefhebbers van streekromans minder vaak betrokken zijn bij steekpartijen en wildplas-incidenten, dan zullen ze zich in de Tweede Kamer sterk gaan maken voor een experiment om in de uitgaanscentra een bibliotheekbus te zetten tijdens het happy hour.

Maar wat erger is, zelfs in onze eigen vakkring lijkt men nauwelijks nog wakker te liggen van de ontmanteling van het literatuuronderwijs. We hebben ons neergelegd bij de nieuwe situatie. Blader maar eens door de vaktijdschriften: we moeten chatten en internetten, een laptop op iedere schoot is het hoogste ideaal en jumelage is nog steeds een rage.

Zelf ben ik een taal gaan studeren omdat ik van lezen hield. Als ik aan mijn dierbaarste klassen denk en aan hun mooiste lessen, dan waren dat altijd de literatuurlessen. De rest deed ik er zonder morren bij: een luistertoets op een tactisch goed gekozen moment, de grammatica, een beetje schrijven, best leuk en nuttig allemaal. Maar in wezen kon ik er niet echt mee zitten of die kinderen hun verplichte zakelijke brief nou ondertekenden met "yours truly", "yours sincerely" of "hugs and kisses". Van een geslaagde literatuurles daarentegen kon ik soms een paar uur nagloeien.

Als je op een bijscholingscursus foetert dat zulke lessen je zijn afgepakt, staat altijd wel ergens in het zaaltje een slobbertrui op. Hij glimlacht met voorbedachte rade en begint vervolgens te geuren met een recente 'weurksjop' op zijn eigen school, in de buurt van Bingelroede. Als thema hadden ze jeugdmode in de tijd van Oliver Twist gekozen en het was keigaaf geweest! Ze hadden zelfs nog zitten doorwerken op hun vrije vrijdagmiddag om Victoriaanse hoeden en petten te maken van crêpepapier... Hij laat mij langdurig baden in zijn zendelingen-smile en voordat hij weer gaat zitten, verduidelijkt hij zijn blijde boodschap ten overvloede met een joviale knipoog in mijn richting: je moet er wel zelf wat van maken, joh! Zo erg is het nou toch allemaal ook weer niet!

Ik knik dan dapper - zo laf ben ik wel - maar hier achter mijn toetsenbord zeg ik het zoals ik het echt voel: het is wél erg en het komt niet meer goed. Zonder de regelmaat en de vanzelfsprekendheid van een wekelijkse les bij alle talen kan de positie van de literatuur op den duur alleen maar verder afkalven. Wie er anders over denkt, kletst uit zijn nek. Je kunt net zo goed hopen dat je de nieuwe dirigent van het Berliner Philharmoniker zult worden als je kennis van klassieke muziek niet verder gaat dan de belmelodietjes van Nokia.

 

© Marius Jaspers - p 2001 Levende Talen Magazine

Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/