Kandidaten bij De Slimste Mens stuntelen
bij zo'n beetje alle geschiedenisvragen over de periode tussen de
oplevering van de eerste hunebedden en de val van de Muur.
Philip (dreigend): "De Tiendaagse Veldtocht!" Deelnemer zucht: "Ja,
nee ... vond plaats in de openlucht ... in het verre verleden ...
iets met een leger ergens ... vechten, ontberingen, koud, heel veel
tocht dagenlang ... PAS!!!"
Maarten: "De Tiendaagse Veldtocht in 1831 was (je moet wel een ongeneeslijke
ignoramus zijn om zoiets elementairs uit de vaderlandse geschiedenis
niet paraat te hebben) een poging van koning Willem I om de Belgische
Opstand te onderdrukken. Desondanks verkreeg België uiteindelijk zijn
soevereiniteit."
Er was zelfs een mediabriesje over onze collectieve onwetendheid.
Talkshow-redacties trommelden de geijkte hoogleraren op en vroegen
hoe erg het nou eigenlijk was als jongeren Napoleon alleen kennen
van het brandy-merk, of Willem III lezen als Willem de Honderdelfde.
Kan je geschiedenis sexy maken? Of zagen de hooggeleerden meer in
een ouderwets strenge aanpak? Een canon van honderd jaartallen – te
overhoren bij de cito-toets en op de middelbare school Erflaters van
onze beschaving op de leeslijst?
Zelf lees ik stiekem weleens een geschiedenisboek. Dus in principe
juich ik het toe als ook anderen proberen zich te verplaatsen in onze
voorouders. Voor zover dat kan, moet ik daar uitdrukkelijk bij zeggen.
Onlangs werd ik me weer eens bewust van de enorme kloof die ons scheidt
van vorige generaties. Op 1 februari was de Watersnoodramp zeventig
jaar geleden. Dat heet within living memory. De publieke omroep
kweet zich voorbeeldig van zijn taak en herdacht de gebeurtenissen
met de documentaireserie Het Water Komt. En alleen al in de derde
aflevering waren er minstens drie momenten dat mijn vrouw en ik elkaar
verbouwereerd aankeken.
Andere tijden, andere zeden – soms had het nog iets komisch. Neem
de 'moddermeisjes'. Nadat het zeewater zich achter de dijken had teruggetrokken,
hielpen ploegen vrijwilligsters uit het hele land om het slijk en
de viezigheid uit huizen weg te bezemen. Een van hen vertelde hoe
ze voorafgaand aan de operatie kregen ingeprent zich niet af te geven
met soldaten en ander ter plekke actief manvolk. De schrik zat er
zo in dat die brave schepsels aanvankelijk niet eens durfden glimlachen
of terugzwaaien.
Schokkend was de getuigenis van een vrouw die zich als meisje nat
en verkleumd aansloot bij een rij waar kleding werd uitgedeeld en
daar zonder pardon werd uitgezet. Verkeerde gezindte! Dit was de streng
gereformeerde rij en als Hervormde had zij daar niets te zoeken. Het
lukt mij op geen enkele manier om die mentaliteit te begrijpen.
En dan was er de afstompende, ongemechaniseerde arbeid in die filmopnames.
Bruut gesjouw met zandzakken, gesjor en getil dat ik eerder zou associëren
met de negentiende eeuw dan met 1953. Over verzilte akkers werd gips
uitgestrooid met een spade. En toen er weer bieten geoogst konden
worden, ging dat met de hand, waarna het loof er met een kapmes –
biet voor biet – werd afgehakt.
Het pijnlijkste verschil met het heden was de verwerking van de ellende
– of liever het gebrek eraan. Veel getuigen (huis en haard door de
stormvloed weggebeukt, familieleden opgeslokt door de moordzuchtige
golven) hadden decennialang nergens over gesproken. Dat zat niet in
de cultuur. Men schikte zich nederig in zijn lot, onderwierp zich
aan het wereldse gezag en aan Gods wil. Wat baatte praten?
Daar komt bij, praten over je gevoel moet je kunnen. Moet je leren.
Doordat je het anderen ziet doen. En wie zoals wij eenmaal gewend
is emoties te pas en te onpas te uiten, kan zich nauwelijks meer verplaatsen
in hoezeer onze voorouders in zichzelf opgesloten zaten. Zeventig
jaar: tegelijk zo kort geleden én zo lang.
© Marius Jaspers - p 2023 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |