Gullivers bekendste reis voert hem naar Lilliput,
dat weet iedere peuter over het boek van Jonathan Swift (1688-1744). Als
Gulliver is bijgekomen, maakt de schipbreukeling zich geliefd bij de Lilliputters
door naar de haven van de vijand te waden en de complete oorlogsvloot op
sleeptouw te nemen.
Minder bekend is zijn latere avontuur in het land van de Houyhnhnms. Daar
maken paarden de dienst uit. Die koesteren een intense minachting voor de
mensachtigen op hun eiland, de weerzinwekkende, barbaarse Yahoos (u en ik,
zeg maar). Ze worden gebruikt als lastdier. De Houyhnhnms hebben recht van
spreken: zij hebben zelf hun lagere instincten overwonnen en handelen altijd
rechtvaardig en rationeel. Ze kennen geen hebzucht, wellust en gekonkel.
Veelzeggend: er bestaat in hun taal geen woord voor 'liegen'.
De naïeve Gulliver, die zichzelf als een beschaafd wezen beschouwt (dus
géén Yahoo) doet er alles aan om in het gevlij te komen, maar hoe meer hij
pocht over 'zijn' Engeland, des te meer ze hem verafschuwen. Hij wordt verbannen
en als hij weer thuiskomt, gruwt hij van zijn eigen soortgenoten, die hij
egoïstisch, agressief, genotzuchtig, onwelriekend en leugenachtig vindt.
Liever dan zich met hen af te geven, sluit hij zich op in de stal, bij zijn
geliefde paarden – volgens sommigen is hij krankzinnig geworden.
Swifts humorloze, gevoelsarme Houyhnhnms hebben nooit op veel sympathie
kunnen rekenen. Moeten we die echt tot voorbeeld nemen? Want iemand die
altijd eerlijk is ...? Is dat nog een mens? Bedriegen, verleiden, sjoemelen,
fantaseren en manipuleren is mensen eigen; de Amerikaanse linguist Sturtevant
betoogde zelfs dat de oorsprong van taal schuilt in onze intentie om anderen
in de luren te leggen. Voor eerlijke bedoelingen en eenduidige communicatie
(sabeltandtijger, vluchten!) hadden onze primitieve voorouders het wel afgekund
met gebaren. Maar om je buurman te overtuigen dat jouw schelp (à twee berenvellen)
hem onoverwinnelijk zou maken, waren mooie woorden nodig. De marketeers
van Axe staan in een lange traditie met Find your magic!
Hoe erg is het, kun je denken. Ontzettend erg, beweert wereldverbeteraar
Charles Eisenstein in een radicaal essay, The Ubiquitous Matrix of Lies
(2007). Het begint met een beschrijving van alle ongewenste prikkels die
de autorit naar zijn werk met zich meebrengt (de alomtegenwoordige leugens
uit de titel): stupide reclames, quasi-romantische plaatsnamen, pseudowijsheden
in neon en loze praatjes op de radio. Dagelijkse irritaties voor iedereen
die niet de laatste veertig jaar in een paardenstal heeft gewoond. Maar
Eisenstein (je bent radicaal of je bent het niet) gaat veel verder: al die
leugens, hypes en campagnes tasten het weefsel van de maatschappij aan.
De constante taalvervuiling gaat ongemerkt in onze poriën zitten, als fijnstof.
Het woord verliest er zijn vitaliteit door en wij worden cynisch. Hoe bestaat
het, vraagt Eisenstein, dat wij de stuitende oneerlijkheid van onze leiders
accepteren? Dat we ons eerder verbazen over een politicus die de waarheid
spreekt dan over een die liegt? Het is een schrijnende vraag. En doordat
het woord wereldwijd is losgezongen van de werkelijkheid, kan het steeds
makkelijker worden misbruikt. Als Defensie in een communiqué spreekt van
"een signaal aan de terroristen" zal men eerder vergeten dat een bombardement
de getroffenen verminkt en doodt.
De rot zit diep: in de kerken, de voedingsindustrie, de overheid, de zorg,
de energiemaatschappijen, etc. De felle aanklacht van Eisenstein heeft iets
Houyhnhnm-achtigs en over de haalbaarheid van zijn revolutionaire alternatieven
heb ik sterke twijfels. Niettemin, dat essay (evenals Gulliver’s Travels
gratis van het internet te plukken) houdt me sterk bezig. Want één ding
moet je radicalen nageven. Ze zetten je wel aan het denken.
© Marius Jaspers - p 2016 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |