Ik had nooit eerder een negerwens gehad,
maar eens moet de eerste keer zijn. Mijn vrouw en ik waren deze zomer in
het dorpje Pleshey in het graafschap Essex. Pleshey was de perfecte zelfparodie.
Een 14e eeuws parochiekerkje, een slaperig kasteel en snoeperige cottages
met rieten dak. Overal van die gazons waarvan de grassprietjes elke dag
samen tot tien telden en dan allemaal tegelijk precies een halve millimeter
groeiden. Oprijlanen met drie beschaafd glanzende auto's waarop geen mezenpoepje
durfde te landen en de kiezelsteentjes lagen erbij alsof ze door het personeel
geteld en genummerd waren.
Manicured, noemen de Engelsen dat: een dorp zonder rouwrandjes onder
de nagels. Alles even glad en gepolijst. Ze hadden er ook mensen. Bleke,
Engelse mensen. Die stonden bij hun insectvrije heg en hielden tegen de
buren een relaas over de nieuwe melkboer die vergeten was "please"
te zeggen, of over een ander schokkend incident – iets met geschifte custard,
waardoor de rabarbertaart jammerlijk was mislukt. Ik werd na twee dagen
behoorlijk kriegel van Pleshey en toen flapte ik het eruit: "Ik zou hier
wel eens een grote, zwarte neger willen zien!"
We zochten troost in de pub – ook het bier was er (hoe kon het anders?)
perfect. Na enkele minuten ging de deur open en geloof het of niet ... Hij
was niet héél groot, maar wel zwart en hij nam plaats aan de stamtafel,
alwaar men het cricketseizoen doornam. Dat is een gave die ik heb: als ik
een wens doe, gaat die binnen vijf minuten in vervulling. Daar heb ik een
toverstokje voor.
Uh, grapje! Nee, ik zou er erg zenuwachtig van worden als ik echt naar believen
mensen kon oproepen. Unlike some!
In de NRC stond onlangs een opiniestuk van socioloog Marguerite van
den Berg met de pakkende titel Tieten voor Rotterdam? Dan wel echte graag.
Aanleiding was een recente uitlating van wethouder Hamit Karakus (PvdA)
dat zijn stad 'tieten' nodig heeft. Dat was, jullie begrijpen het, een pars
pro toto – tieten met aanhangende vrouw, bedoelde hij. Want wat wil het
geval? Net als andere grote havensteden (Marseille, Hamburg, Liverpool)
wil Rotterdam niet langer uitsluitend geassocieerd worden met roet, stof,
havenkranen en bezwete, stinkende arbeiders in besmeurde overalls. Van macho-types
als Gertjan Verbeek hebben ze er vier Kuipen vol. Graag zou de wethouder
daarom een paar containers jonge vrouwen opentrekken en die op strategische
plekken in de stad van cappuccino en flonkerende cocktails laten nippen.
Sophisticated, hoogopgeleid en decoratief moeten ze zijn – verder stelt
hij geen hoge eisen.
Marguerite van den Berg maakte zich er terecht vrolijk over; en ik vroeg
me af of het ooit nog eens over gaat – of onze wethouders en burgemeesters
ten eeuwigen dage imago-rukkers zullen blijven. In mijn eigen Haarlem dwepen
ze tot vervelens toe met creativo's (wie niet minstens drie geniale invallen
per dag heeft, is een tweederangs burger) en bezoekers die geen monografie
over Frans Hals of Judith Leyster hebben gepubliceerd, zien we hier eigenlijk
liever niet. De VVV mag weten waar ze in Alkmaar, Beverwijk, Hoofddorp en
Zaandam van dromen en welke demografische verschuivingen de lokale bestuurders
daar teweeg zouden brengen als ze zo'n toverstokje hadden waarmee ze hun
mensenwensen in vervulling konden laten gaan.
Graag zou ik het eens anders lezen in een brochure: "Net als in alle plaatsen
waar het leven ongegeneerd zichzelf kan zijn, loopt er in xxx (NH) een verbluffende
variëteit aan mensen rond: notabelen, neringdoenden, schooiers, broodschrijvers,
eenbenigen, douarières met parelsnoeren, straatvoetballers, gauwdieven,
dwangneuroten en dwangverplegers, Bulgaarse bodybuilders, creativo's met
en zonder ideeën, gesubsidieerde cappuccinodrinkers, werk- en drugsverslaafden,
moeders van een drieling en een paar doorsnee mensen. Komt dat zien, komt
dat zien en kijk uw ogen uit!"
© Marius Jaspers - p 2013 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |