Ik heb op deze plek eerder de lof gezongen
van de fietsroute naar mijn werk, die van Haarlem voert naar Velsen-Zuid:
via villawijken, sportvelden, duingebied en weilanden. Zo'n dagelijks traject
is geen dag hetzelfde. Je ziet woest galopperende trimmers en duf voor zich
uit starende paarden. Buizerds proberen veldmuizen en ander klein gespuis
te verschalken. Mijn ogen hebben hun favoriete doorkijkjes en vergezichten,
en ook mijn neus weet uitstekend waar iets te halen valt.
Zo kampeert bij de Ruïne van Brederode een gezelschap Friese koeien. Ze
worden bijgevoerd vanuit de berm en als ik passeer ruik ik het geurige hooi
waarvan ze smikkelen. Even verderop, bij Duin en Kruidberg, heeft de boer
genereus gegierd – ja, ja, jubelt het in mij, het wordt lente!
Dat onbedaarlijke lentesmachten deel ik met 17 miljoen landgenoten (de commerciële
en publieke omroep werken vanaf Driekoningen eendrachtig samen om het te
genereren en intensiveren). Helaas vermoed ik ook dat er een paar miljoen
Nederlanders zijn die net als ik lijden aan nostalgia agrarica (een
aandoening die het woordenboek nog niet heeft gehaald). Wij hebben collectief
een slecht geweten over onze veesector. Denk aan megastallen, kistkalveren,
varkensflats, melkrobots en depressieve indoorkoeien die nooit madeliefjes
plukken of de seizoenen zien wisselen – hoezo lentesmachten? Ik hoef over
dit nationale onbehagen niet uit te weiden; het is iets dat we doorgaans
verdringen.
Tik 'boerderij' in bij Google en arcadische tafereeltjes vullen het beeldscherm:
rieten daken, blinkende melkbussen, het erf een speeltuin voor vrolijke
dieren, de hooimijt gebruiksklaar voor tierige meid en tochtige knecht.
Hennen kakelen theatraal bij hun eieren en staan die vervolgens met liefde
af aan een pronte boerin. Varkentjes zijn babyroze; ze knorren en kwispelstaarten
van geluk en sommige hebben perforatielijntjes op hun lijf getekend, om
de slager behulpzaam te zijn: ham, lendenlappen, fricandeau en onbeperkt
spareribs. De koeienvlaaien ruiken zoals in grootmoeders tijd. Jazeker,
mest rook vroeger lekkerder – minder scherp en zuur, omdat er nog geen krachtvoer
aan het dieet werd toegevoegd.
Het leven is (als ik even voor mijzelf mag spreken) al ingewikkeld genoeg
en daarom heb ik graag dat althans sommige dingen simpel zijn. Zo simpel
als poep. Maar steeds vaker kom ik er achter dat zelfs ogenschijnlijk simpele
dingen gecompliceerd zijn. Dat alle simpelheid bij mij zit.
Neem nou poep. In De Volkskrant las ik een stuk van Margriet Oostveen
over de tankwagens vol mest die ons land doorkruisen. Het gaat om miljoenen
liters. Het is een absurdistisch verhaal zonder good guys en bad
guys. Over mestquota, over fosfor- en stikstofpercentages en boeren
met een 'variabele verwerkingsplicht'. De regelgeving komt voort uit nobele
bedoelingen, maar het gevolg is dat overtollige mest verhandeld wordt. Wie
een overschot heeft, belt zo'n tankwagen en via een soort Boer zoekt
Boer datingservice wordt die mest elders gesproeid. De ontvanger krijgt
betaald. De logistiek is duizelingwekkend en ik pretendeer geenszins het
systeem te doorgronden. Ik kom zinnen tegen als "Je hebt Brabantse varkenshouders
met extra grond in Groningen, waarop Friese boeren koeienmest lozen."
Wie de mest volgt ziet rivieren van drek traag maar onstuitbaar door oneindig
laagland gaan, luidt Oostveens conclusie. Getver, denk ik, wat zijn we verknoopt
en verknipt. We zitten elkaar in de weg en zelfs de mest is niet meer te
vertrouwen. De mest die ik in Santpoort-Noord ruik, komt misschien uit een
ongelukkig beest ergens in een stal in Wanroij, Tuitjenhorn of Dronrijp.
De tijd breekt weer aan voor fietstochten langs Noord-Hollands vaarten en
beemden, waar het gras groen en mals is. Ik heb er zin in. Wel zal het even
duren eer ik het landschap kan bezien met mijn oude naïviteit en de mest
weer hetzelfde ruikt als vroeger.
© Marius Jaspers - p 2015 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |