Marius Jaspers blikte naar de wereld door
een ander ruitje.
Marius Jaspers keek graag waar het leven hem bracht. Dat resulteerde
in ruim veertig jaar docentschap Engels, duizenden eigenzinnige
blogs en een poëtische relatie.
In de laatste weken van Marius Jaspers' leven kwamen dierbaren langs
om afscheid te nemen. Betraand stonden ze bij de voordeur van zijn
huis in het Overijsselse Wijhe waar hij woonde met zijn vrouw, dichteres
Sylvia Hubers. Met een glimlach vertrokken ze weer. Marius wond
er geen doekjes om dat het leven voor hem niet lang meer zou duren
en bracht lucht in de zwaarte.
"De Olympische Spelen zal ik wel niet halen", zei hij voordat deze
eind juli begonnen in Parijs. Of, de dag na de diagnose: "Hé kijk,
die wolk heeft precies dezelfde vorm als mijn longfoto". En hij
vertelde mensen wat ze voor hem hadden betekend.
Ook het ambulancepersoneel was onder de indruk van de vrolijke,
nieuwsgierige man die duidelijk doodziek was toen hij kort voor
zijn overlijden naar het ziekenhuis moest worden vervoerd vanwege
grote benauwdheid. Op de terugweg trakteerde de chauffeur hem op
een route langs de allermooiste plekjes tussen Zwolle en Wijhe.
Marius schreef er een blog over die hij Ambulance touristique
noemde. "Wanneer ik de landweggetjes en achterafpaadjes herkende,
besefte ik dat mij een laatste kans werd geboden ze te zien. Wat
een toegift."
Niet alleen aan het einde van zijn leven stak Marius mensen aan
met zijn zonnigheid, dat talent had hij al langer. Van de ogen van
Marius werd je vanzelf vrolijk, zo typeerde een oud-leerling haar
vroegere docent Engels op de middelbare school. Als Marius door
de gang van de school liep, in een broek die iets te groot leek
voor zijn kleine, tengere postuur, was het net alsof hij het liefst
wilde huppelen. Was er iets geks gebeurd in de pauze, dan vertelden
de tieners dat aan hem. Ze konden zich al verheugen op zijn luide
schaterlach. Hij was de favoriete docent van vele leerlingen, zo
bleek uit verschillende berichten na zijn overlijden.
Op straat keek Marius, die altijd een rugzakje om had en bergschoenen
droeg, verwonderd om zich heen, liep op dingen af, leek er even
aan te snuffelen om dan weer verder te huppelen. "Ik ben zo benieuwd
hoe het voelt om met die draad door de kaas te snijden", zei hij
tegen de kaasboer in zijn buurt in Haarlem waar hij toen nog woonde.
Een paar seconden later stond hij aan de andere kant van de toonbank
met de kaasdraad in zijn handen.
Zijn verwondering over de dingen om hem heen was leidend voor de
blogs die hij jarenlang schreef. Hij blikte net even anders naar
de wereld. Alsof Marius door een ander ruitje keek, zo omschreef
zijn vrouw het. Dat zijn manier van waarnemen niet vanzelfsprekend
was, realiseerde hij zich. "Je moet altijd heel zuinig zijn op je
eigen verwondering", zei hij in een interview met het Haarlems
Dagblad in 2021.
Altijd vrolijk was hij ook weer niet. Marius kon zich behoorlijk
boos maken om dingen die hem aan het hart gingen. Zoals het onderwijs.
Zijn liefde voor de Engelse taal, literatuur en cultuur was groot
en als docent wilde hij niets liever dan dat overbrengen op zijn
leerlingen. Hij wilde dat doen op zijn eigen speelse manier met
veel aandacht voor de groep en de individuele leerling. Vreselijk
vond hij het hoe hij daarin werd gestoord door van bovenaf opgelegde
hervormingen waar het naar zijn idee niet meer ging om leerlingen
maar om resultaten.
Hij had een broertje dood aan regels, systemen, eindeloze vergaderingen
en nascholingen. Toch vond hij een modus om te accepteren wat hij
niet kon veranderen en om ondertussen zoveel mogelijk zijn eigen
manier van lesgeven te behouden. Meer dan veertig jaar zou hij docent
Engels zijn op drie verschillende middelbare scholen.
Het was nooit de droom van Marius Jaspers om docent te worden. Hij
ging Engels studeren omdat hij van het land hield, van de Britse
literatuur en humor. Aan langetermijnplanning deed hij niet, hij
volgde zijn interesses. "Laat het leven maar meanderen waar het
naartoe meandert", was zijn levensmotto. Eenmaal afgestudeerd bleken
er veel vacatures in de krant voor de functie van docent en zo rolde
hij in het onderwijs. Het eerste jaar op het Zaanlands Lyceum in
Zaandam had hij het moeilijk. "Ze maakten de kachel met me aan",
blikte hij terug in een interview in NRC in 2007 over onderwijshervormingen.
Maar al snel kreeg hij het lesgeven in de vingers, vooral door zichzelf
te zijn. Dat betekende flink wat gekte in de klas. Monty Python,
Mr. Bean en het door Marius ontworpen lesonderdeel shouting,
waarbij hij een nieuw te leren Engels woord opzei en de klas het
vervolgens luidkeels na moest zeggen.
De overambitieuze tiener die altijd negens wilde halen spoorde hij
aan ook eens tevreden te zijn met een zes. De leerling met problemen
thuis maakte hij aan het lachen. De weerbarstigheid van de pubers
vertederde hem en soms leek het alsof hij zich meer met hen identificeerde
dan met de leraren. Ook als hij jaren later leerlingen terugzag
op een reünie, wist hij zich nog details te herinneren over hoe
ze toen waren.
In het jaar voor de eeuwwisseling veranderde hij van baan en werd
docent op de Joodse scholengemeenschap Maimonides in Amsterdam,
een kleinschalige school met niet al te veel bureaucratische rompslomp
waar hij het als niet-Joodse docent naar zijn zin had. Hij bleef
wonen in Haarlem. Een rijbewijs had hij niet. Hij vond het reizen
met openbaar vervoer leuk, er was altijd iets te beleven in de trein.
Al langer schreef Marius columns voor het blad van zijn Haarlemse
schaakvereniging. Dichteres Sylvia Hubers, die van 2009 tot en met
2012 stadsdichteres van Haarlem was, las enkele van deze columns
en werd begin deze eeuw verliefd op Marius, al had ze hem nog nooit
ontmoet en had ze niets met schaken. Uit de verhalen met vaak absurdistische
plotwendingen vermoedde ze een sprankelende geest. Ook Marius, die
toen 49 was, wilde haar leren kennen na het lezen van haar gedichten.
Toen ze elkaar voor het eerst in het echt ontmoetten voor een wandeling
bleken ze hetzelfde wandelritme te hebben.

Er werd veel geschreven in huize Hubers/Jaspers in Haarlem. Als
Sylvia, die hij 'de huisdichteres' noemde, een optreden had, zat
Marius vooraan, zijn lach klonk overal bovenuit. Sylvia hoorde hem
thuis ook vaak hardop lachen wanneer hij zijn dagelijkse blog schreef.
Vanuit een 'nijdige balorigheid' na een afwijzing als columnist
bij het Haarlems Dagblad was Marius in 2005 gestart met een
eigen serie online columns, het Raarlems Dagklad. Notities
zonder pretentie noemde hij zijn observaties over grote en kleine
dagelijkse dingen, die langzaam een schare trouwe lezers trok.
Door de jaren heen vormden zijn 'dagkladjes' een geschiedschrijving
van zijn leven. Haarlemse politiek, gekke invallen, nieuw uitgevonden
woorden zoals 'uttelaar' (voorwerpen waarvan je geen idee hebt wat
ze zijn), verhaaltjes over klein geluk zoals gekonfijte uitjes en
ook persoonlijker verhalen. Zo schreef hij over het leegruimen van
de flat van zijn broer Jan, die in 2011 onverwacht overleed. Wat
doe je weg en wat hou je? Marius schreef: "Een verwrongen montuur
met één glas, het andere los in de brillenkoker? Dat ligt persoonlijker,
daar kleeft zijn pech nog aan ... voorlopig bewaren."
Marius was de oudste van vijf kinderen. Na hem kwamen Jan, Frans,
Birgit en Theo. Het was een traditioneel nest. Vader en moeder hadden
elkaar ontmoet tijdens een vakantiekamp na de oorlogsjaren. Moeder,
vrolijk en van oorsprong Brabantse, stopte met haar baan als lerares
op een lagere school toen ze trouwde. Vader, die ook thuis een stropdas
droeg, was opgegroeid in Den Haag en in dienst bij een vervoersbedrijf
waar hij zich door studie opwerkte tot hoofd personeelszaken.
Marius werd in 1953 geboren in het Friese Dokkum. Al zou het gezin
er slechts drie jaar wonen, de kleine Marius wist toch in vloeiend
Fries "Net grieme, mem" uit te spreken, "Niet knoeien, mama". Als
kind al zag Marius dingen die niemand anders opmerkte, zoals kleine
diertjes of plantjes. Volgens zijn moeder was Marius niet alleen
opmerkzaam, maar had hij ook 'goeie beentjes'. Als kind en ook later
was hij een fanatiek voetballer.
Na de Friese jaren verhuisde het gezin naar Santpoort. Marius was
een echte oudste, beschermend en verantwoordelijk tegenover de jongere
kinderen. Broer Jan was geboren met zuurstoftekort in de hersenen
en had last van epileptische aanvallen en gedragsproblemen. Het
legde soms een druk op het gezin. Marius was de enige die Jan rustig
kon krijgen. Soms moest dat met fysieke kracht, door bovenop hem
te zitten met zijn knieën op de bovenarmen van zijn broer.
Het gymnasium doorliep hij zonder al te veel te studeren, liever
gebruikte Marius in zijn vrije tijd zijn 'goeie beentjes' op het
voetbalveld van de Haarlemse club Onze Gezellen. Later in zijn leven
zou hij ook marathons lopen. Sport was belangrijk voor hem en hij
had een gezond en krachtig lichaam. Als dat lijf hem een enkele
keer in de steek liet, door bijvoorbeeld griep, kon hij dat maar
moeilijk verteren. Dan was er niets meer te bekennen van de extraverte
Marius en kroop hij het liefst weg in een hoekje tot het voorbij
was.
Na het lesgeven in Amsterdam veranderde hij nog een laatste keer
van school. Tien jaar lang gaf Marius Engelse les aan het Gymnasium
Felisenum in Velsen-Zuid en daarna ging hij met pensioen. Het plezier
was gebleven, maar het pensioen beviel ook. Niets geen zwart gat
voor Marius, maar lekker koffie drinken met een krant in een Haarlems
café, nieuwsgierige blikken om zich heen werpend.
Drieënhalf jaar geleden besloten Marius en Sylvia het steeds drukker
wordende Haarlem te verruilen voor het Overijsselse dorp Wijhe.
In een mum van tijd was Marius, wars van randstedelijke kapsones,
geïntegreerd. Als hij probeerde de heg te snoeien kwamen er al snel
buren die hem hielpen om het echt goed te doen. Hij schoof onbevangen
aan op het bankje aan de rand van het dorp waar oudere mannen met
scootmobiels verhalen deelden en rolde in verschillende maatschappelijke
en literaire activiteiten.

Hoogtepunt van zijn levendige dorpsbestaan was het lesgeven aan
Oekraïense vluchtelingen. "Eindelijk ben ik de leraar die ik wilde
zijn", zei hij, nu hij niet meer gebonden was aan regels.
Met Sylvia maakte hij lange wandelingen langs de IJssel, zij met
modder aan de broeksranden, hij met de modder tot boven zijn knieeën.
'De rugzakjes' werden ze genoemd in het dorp. Thuis waren ze vaak
aan het schrijven. En Marius leerde in ruim een jaar vloeiend Fries.
Tot hij een hoest kreeg die niet overging. Na onderzoek bleek dat
hij longkanker had en niet lang meer te leven had. Zo lastig als
hij kleine kwalen altijd had gevonden, zo berustend reageerde hij
op deze tijding. "De wereld ziet er even mooi en rijk uit als altijd",
zei hij.
Marius Jaspers werd geboren op 8 oktober 1953 in Dokkum en overleed
op 6 augustus 2024 in Zwolle.
© Marlies Kieft - p 2024 Trouw
https://arnodb.nl/marijas/ |