Tja, hoe was mijn vakantie? Wat zal ik zeggen? De eerste twee dagen verliepen
geheel volgens planning. Perfect. Niet één Nederlander tegengekomen –
daar had ik het gebied ook speciaal op geselecteerd.
Voor mij geen Dordogne, Corsica of Algarve. Na lang dubben had ik gekozen
voor de kust van de Barentszzee, bij de Noors-Russische grens – een door
toeristen onontdekte toendra bij Trollfjorddalen. Dacht ik. Ter voorbereiding
had ik een cursus Skolt-Samisch gevolgd en me verdiept in de cultuur van
de Lappen.
Mijn lichtgewicht tentje stond aan de oever van een rimpelloos meer. Op
de tweede avond was ik een traditionele salade van rendiermos en rendierwang
aan het bereiden (het recept had ik van een goedlachse, tandeloze Lap)
toen er een reusachtige caravan aan kwam hobbelen.
Ik zag dat Willem II-vlaggetje wapperen en sloeg een kruisteken. Maar
God bestaat niet en zoals ik al vreesde parkeerden ze pal naast mijn tent.
Een in oranje legging vacuüm gezogen vrouw stapte jolig uit en joelde:
"Ah, tof, jij komp ook uit Nederland? Ik ben Gerda!" Ik kromp ineen en
wou in gebroken Skolt-Samisch antwoorden, maar ze wees meteen op mijn
Bever Sport-slaapzak en zei opgetogen dat zij precies dezelfde had. Haar
gezin begon alvast de oever te koloniseren in afwachting van de komst
van hun Tilburgse buren. Het volleybalnet werd gespannen, de barbecue
walmde en de opblaaspomp maakte een vloot rubberbootjes vaarklaar. De
Heideroosjes stonden toch niet te hard, hè? En als ik nog pindakaas en
hagelslag nodig had, of bintjes of Unox knakworstjes? Zij hadden alles.
Aan de bonte avond heb ik me onttrokken. De volgende ochtend pakte ik
mijn biezen. Ik was helemaal klaar met Lapland. Nederlanders in het buitenland
...
Ik wijzigde mijn vakantiebestemming. Tora Bora ging me te ver, maar voor
Moldavië had ik goede hoop. Bij Slobozia aan de Oekraïense grens wist
ik een door toeristen onontdekt valleitje. Vijf uur hobbelen per ossenwagen
vanaf het dichtstbijzijnde station, over stoffige wegen. Met een keuterboer
onderhandelde ik in mijn beste Roemeens over de aanschaf van een droge
worst, een mand hrinbada (Moldavische beschuit, die een etmaal in melk
moet weken eer je hem kunt eten) en een kruikje înstrisca, een lokale
likeur op basis van rotte kweepeer. Pas toen ik de tent al had opgezet,
zag ik honderd meter tegenover mij die andere tent, in schutkleuren. Voor
de ingang zat een eenzame man mij grimmig aan te staren. Toen hij zich
betrapt wist, veinsde hij dat hij zijn slaapzak van de waslijn moest halen.
Zag ik daar een hoes van Bever Sport!?
De eerste ossenwagen terug ging pas na drie dagen. Zo lang duurde ons
gedwongen samenzijn. Zwijgend zaten wij daar, ieder kauwend op zijn eigen
droge worst – de înstrisca had ik van ellende de eerste avond al opgezopen.
Ik had geen melk voor de hrinbada en ik vertikte het om naar die andere
tent te gaan om erom te vragen. Deze landgenoot leek me trouwens niet
het type dat een koelbox Campina had meegenomen van huis. Nee, liever
negeerden wij elkaar. Daar zaten wij. Twee Nederlanders in het buitenland
die een hekel hebben aan Nederlanders in het buitenland.
Toen de ossenwagen kwam, bleek dat ik samen op de bok moest zitten met
die andere Nederlander in het buitenland. De ossenmenner was een Karpaat;
die Nederlander sprak alleen een mij onbekende taal en geen Skolt-Samisch,
zoals ik. Dus hoe hij aan een slaapzak van Bever Sport kwam, heb ik hem
niet gevraagd.
Nou, ik ben weer thuis. Het is nog wel even wennen. Buiten op straat lopen
allemaal Nederlanders in het binnenland. Ik weet nog even niet hoe ik
daar mee om moet gaan.
© Marius Jaspers - p 2013 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |