In wervingsspotjes voor het leraarschap hoor je er nooit over, maar voor
mij is het een pleziertje waarop ieder van ons zich af en toe zou
moeten trakteren: de tirade met voorbedachte rade.
Mijn eigen leraren waren zonder uitzondering meesters in het genre,
maar in de huidige feminiene onderwijscultuur wordt een buiten de
klas hoorbare woede-uitbarsting geďnterpreteerd als een zwaktebod,
een schreeuw om hulp. Een beproefd rampenplan treedt in werking:
de coördinator van dienst wordt gealarmeerd en posteert zich bij
de deur van het lokaal met sterke koffie en een gebruiksklare zakdoek,
alvast berekeningen makend over eventueel resulterende lesuitval
en de beschikbaarheid van bevoegde invallers. "Gaat het weer een
beetje?" vraagt hij bezorgd, wanneer de docent ontdaan naar buiten
komt.
Over dit soort machteloze exercities heb ik het dus niet. Van de
tirade volgens mijn recept gaat juist een therapeutische werking
uit. Mits oordeelkundig en in de juiste dosering toegepast is het
een vorm van catharsis die de beroepssatisfactie aanmerkelijk verhoogt.
Wie zich van dit verrassingswapen bedient, bepaalt namelijk zelf
wanneer hij de vijandelijkheden opent en dat is een niet te onderschatten
voordeel. Je slaat toe wanneer je je strijdbaar en stabiel voelt.
Als je op een ochtend tegen een ferme bries in de andere fietsers
fluitend inhaalt, markeer je in gedachte het vierde uur met een
purperpaarse stip: kom maar op, 3C, ik lust jullie rauw.
Essentieel bij zo'n zelfgeregisseerde woedeaanval is de timing.
Je moet eerst zelf in de juiste ontvlambare gemoedstoestand raken
en bovendien moet voor de 'schooligans' van 3C te reconstrueren zijn
wat ze hebben misdaan. Het werkt averechts als ze je de rest van
het jaar aanzien voor een ontoerekeningsvatbare psychopaat. Dus
eerst laat je de gebruikelijke ergernissen mopperend over je kant
gaan en deel je routineus wat vermaningen uit – zonder veel overtuiging,
zodat de leerlingen zich instellen op een lesje straffeloos boemelen.
Het wachten is op de juiste provocatie. Als je boft, zegt er een
iets als "Dan had u maar geen leraar moeten worden" of "U wordt
er toch voor betaald?"
Dit is het sein voor de aanval: "Luister, drophoofd, ik zal jou
eens geheel onbezoldigd, gratis en voor niks, ongezouten de waarheid
zeggen!" In de directe omgeving van de aangesprokene gniffelen ze,
in de veronderstelling zelf de dans te ontspringen, waarna je (crescendo,
maar nog niet op vol volume) het schootsveld verbreedt met wat generalisaties
("Stelletje lanterfantende slampampers, BNN-nitwits, misselijk makende
minkukels"). Laat deze openingssalvo volgen door een misleidende
stilte.
En ja hoor, als op bestelling piept Jojanneke met haar van huis
uit overgestimuleerde rechtvaardigheidsgevoel: "Ik vind het niet
eerlijk, hoor, dat u dat zegt!" Haar paardenstaartje trilt van verontwaardiging.
Andere paardenstaartjes trillen solidair. Nu niet terugdeinzen voor
een beetje collaterale schade, maar deze ethische discussie bruut
aborteren - bulderend, zodat ze ook op de hangplekken achterin het
lokaal door krijgen dat er werkelijk gevaar dreigt.
Probeer in de daaropvolgende monoloog (geplande lengte 5 minuten)
de remmen los te gooien zonder echt te gaan schuimbekken. Gooi alle
grieven en frustraties eruit en je zult zien, het zijn er meer dan
je dacht. Ventileer in willekeurige volgorde je ongenoegen over
3C, de onderwijsministers Cals tot en met Van der Hoeven, de nieuwste
didactische dwaalwegen en alle parafernalia waarmee leerlingen zich
tegenwoordig omringen (gameboys, petjes, isotone sportdrankjes).
Loop tierend langs de rijen en zwiep vinnig met een aanwijsstokje.
'Unplug' theatraal een discmandrager of gooi een of twee tafeltjes
om (uitsluitend voor gevorderden, anders eerst thuis oefenen). U
zult zien, het geeft een enorm gevoel van bevrijding.
Al na een paar keer heb je een eigen repertoire aan ritmische frasen
en originele verwensingen opgebouwd, waardoor het steeds eenvoudiger
wordt een klierende klas vakkundig aan te schroeven. Vergelijkingen
zijn daarbij effectiever dan beledigingen: "Ik durf het haast niet
te zeggen, Walter, maar uh ... na twee trimesters ben ik uitgekeken
op je imitatie van een aangespoelde potvis met ME. Maar niet getreurd,
we gaan je een nieuw kunstje leren. RICHT je OP en PAK je PEN!"
Na een daverend slotakkoord (wie zijn improvisatietalent niet vertrouwt
kan dit natuurlijk voorbereiden) geef je ze een zo concreet mogelijke
opdracht: "Vertaal van blz. 49 de eerste 35 zinnen. Kijk eens aan,
het gaat over jullie specialiteit, 'the passive'!"
Als ik ben uitgeraasd mag ik graag ontspannen de benen op tafel
leggen en nagenietend een beetje met een passer in een gum prikken.
De eerste schuchtere vragen wuif ik hautain weg, waarna tot de bel
een anachronistische rust heerst. Dan komt het mooiste moment. Daar
verschijnt de coördinator, wiens schim ik al 10 minuten langs het
matglas heen en weer heb zien dreutelen met een bekertje koffie.
"Gaat het weer een beetje?" In slow motion trek ik ŕ la Roger Moore
één wenkbrauw op en zeg met een superieur glimlachje: "Ja, hoor!
Dat doet een mens goed, zo'n ambachtelijke woedeaanval ... Dáár zouden
ze op de lerarenopleidingen nou eens cursussen in moeten geven."
© Marius Jaspers - p 2002 Levende Talen Magazine
Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/ |