Nieuwe klassieker

Zondagochtend om kwart over tien namen wij bus 3 naar het Kennemer Gasthuis, lokatie Noord. Nee, niet vanwege gezondheidsperikelen; het kwam door mijn kennismaking met 'Psychogeography'. Psychogeografie in rond Hollands.

Psychogeography is een boek van de Britse schrijver Will Self. Het bevat hilarische stukjes over zijn wandelexpedities. Terugkerend motief is de moeizame verhouding van de moderne mens met zijn omgeving. De laatste 160 jaar, sinds de opkomst van mechanische vervoermiddelen (met als ergste boosdoener het vliegtuig) verplaatsen reizigers zich razendsnel van plek naar plek, van mikrokosmos naar mikrokosmos, zonder dat de hersenen de verplaatsing in afstand kunnen koppelen aan een lichamelijke ervaring als vermoeidheid, honger of zweten. Het gevolg is volgens Will Self een psychische en geografische desoriëntatie.

Self doet zijn theorie uit de doeken in een essay met de titel Walking To New York, waarin hij vertelt hoe hij vanuit zijn voordeur in Stockwell in Zuid Londen de 27 kilometer naar Heathrow Terminal Four loopt. En aansluitend op zijn oceaanvlucht legt hij de 25 kilometer van JFK Airport naar Manhattan ook te voet af. Met behulp van een kaart zoekt hij de weg door een niemandsland: loodsen, hoogwerkers, fabrieksruïnes en later de bebouwde kom, met eindeloze rijen naargeestige flats. Geen pleziertripje dus, maar door zelf zijn route uit te stippelen, maakt hij zich de stad eigen. Hij verovert New York.

Self kreeg het idee voor zijn boek toen hij, Londenaar in hart en nieren, op een dag besefte dat hij nog nooit de plek had gezien waar de Theems in de Noordzee uitmondt. Hij besloot op ontdekkingstocht te gaan. In zijn eigen stad.

In eigen stad! Er begon iets te kriebelen bij mij. En zo stapten wij om half elf uit een lege bus 3. Op de kaart had ik een tocht gemarkeerd van Haarlems hoogste Noorden naar het diepste Zuiden. Wij waren er klaar voor: de eerste editie van de toekomstige klassieker Delftwijk Meerwijk.

In mijn achterhoofd slingerde allerlei rommel uit de actualiteit. Haarlem is een A-merk, had burgemeester Schneiders gejubeld in zijn nieuwjaarstoespraak en op het internetforum van het HD kwamen veel reacties op de prognose van het inwonertal over tien jaar. 153.000, ofwel tienduizend meer dan nu. Pasten die er nog wel bij? Maar ik wilde er nu niet aan denken. Ik wilde de stad ongefilterd tot mij laten komen op deze zonnige zondagochtend.

Het steriele patiëntenopbergsysteem van het KG lieten we ijlings achter ons, en daarna pelden we de agglomeratie Haarlem schil voor schil af, terug in de tijd: Delftwijk, Rivierenbuurt, Noordersportpark, Planetenbuurt, Bomenbuurt, met een slinger via de Transvaalbuurt door naar onze middagstop in de oude binnenstad. Honderd jaar stedelijke groeistuipen in 7 kilometer.

In 't Teylertje monsterde ik de twee vrouwen die mij vergezelden en die eigenlijk naar Duin en Kruidberg hadden gewild. Vonden ze het leuk? En wás het leuk? En hoe legde ik ze uit dat het bij deze exercitie eigenlijk niet om 'leuk' draaide?

We hadden tot dusver naar schatting 4000 geparkeerde auto's gezien, dertig uit huis gezette kerstbomen en (buiten het centrum) hoogstens tien voetgangers, de meeste voortgetrokken door een hond. De andere mensen zaten in auto's. We hadden alleen even gepraat met een knulletje dat zijn fietssleutel kwijt was. Later, bij de Zuid-Oosterkerk aan de Richard Holkade wisselden we nog een paar woorden met iemand, en dat was het.

Aan de horizon loerde toen al de hoogbouw van 'het verre S.', zoals Nuel Gieles Schalkwijk graag noemt. Stug stapten we door en zowaar, om half drie hadden we het doel van onze mars bereikt. De missie was volbracht, we stonden aan de boorden van de Molenplas.

De voldoening was er, drie en een halfuur gewandeld en toch ... Er was een raadsel. Waar waren de Haarlemmers? In mijn rugzak zat een NRC-artikel over 'de mythe van het stille strandje' en de onmogelijkheid om in deze tijd van massatoerisme nog echt rustige plekken te vinden. Laos, Peru, Madagaskar, vergeet het maar! En hier stonden wij, aan de rand van een stad van een A-merk, een stad met bijna 150.000 inwoners en we vroegen ons in arren moede af waar de Haarlemmers waren.

"Haarlemmers bestaan niet!" grapte ik met een knipoog naar Lennaert Nijgh, maar thuis bleef ik piekeren over die geheimzinnige leegte. Al die mensen vertoeven in hun eigen wereldjes. Ze doen mee aan koopzondag of gaan naar het sportveld of de kerk. Onzichtbaar voor anderen flitsen ze van mikrokosmos naar mikrokosmos, in overgrote meerderheid verschanst achter glas: de voorruit van de auto, het scherm van de TV of de monitor van de PC.

Het was een paradox: ik had de Haarlemmers beter leren kennen en was ze minder gaan begrijpen. De klassieker Delftwijk Meerwijk verdient een vaste plaats op de kalender, maar volgend jaar loop ik 'm op zaterdag.

[Voorgelezen tijdens de Broodkast radiouitzending van januari 2008 op Radio Haarlem 105.]

 

© Marius Jaspers - p 2006 Raarlems Dagklad

Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/