Niks voor mij

"Dit is helemaal niks voor mij!"

Dat hoorde ik mijn buurvrouw op de longafdeling zeggen tegen een verpleegster en ik schoot in de lach. "Voor mij wel!", riep ik terug met misplaatste joligheid en mijn drain en zuurstofleiding schoten bijna los door deze uitbarsting van vitaliteit.

Ik stelde me het Isala Ziekenhuis voor en vroeg me af of ergens in dat enorme complex iemand lag met het echt-iets-voor-mij-gevoel - op cardiologie, oncologie, IC, kaakchirurgie, KNO, kindergeneeskunde, enz. Ik snapte natuurlijk heus wel wat mijn buurvrouw bedoelde met haar verzuchting. Ze lag aan de sondevoeding en alleen de geur van het warme avondeten op de dienbladen voor andere patiënten maakte haar al misselijk. Toiletbezoek (op zes meter van haar bed) was een enorme onderneming waarvoor ze assistentie moest inroepen.

De 'mij' waarbij haar getob en zelfmedelijden niet paste was een voorbije 'mij', die zich zestig jaar kranig had gehouden en als vanzelfsprekend had meegedaan met andere gezonde mensen en onaangetaste longen. Fietsen, zwemmen in open water, uit volle borst zingen en joelen. Zuurstofsaturatie zestig jaar lang de hele dag 100%, daarvoor hoefde niemand een meetapparaatje aan haar vinger te bevestigen.

"Gezondheid uit het verleden is geen garantie voor de toekomst."

Deze tegeltjeswijsheid bedacht ik op de afdeling, zoals ik daar wel meer bedacht, bij gebrek aan vertier. Eerst ben je bezig met je eigen misère, maar als het gaat vervelen om te kijken hoe roze druppels pleuravocht ongehaast door de drain reizen, krijg je oog voor anderen. Mijn twee medepatiënten vertoonden beiden soms een moedeloosheid waar ik van schrok. De doffe blik verried dat alles, alles, alles moeite kostte. En waarom? Werd het nog beter? Waar hadden ze het aan verdiend? Boven hen dreven, zachtjes wuivend in de luchtverplaatsing van het ventilatiesysteem, twee hartvormige paarse ballonnen met "beterschap".

Het verplegend personeel behoorde tot een andere mensensoort dan ik. Zó vriendelijk, zó geduldig! Ik zou het wel een uurtje kunnen imiteren, maar weldra zou ik door de mand vallen. Bij tegenwerking of tegenspraak zou de intens stralende glimlach van mijn gezicht vallen als een vieze, doorweekte pleister.

Na drie dagen mocht ik weg. Longvocht zou worden opgekweekt. Mijn taaie hoest hield zich koest. Er kwam later nog een CT-scan en dan een week wachten op alle uitslagen. Ik had nooit gerookt, was duivenmelker noch asbestsnuiver, dus ach ...

De longarts maakte het niet mooier dan het was. "Ik heb superslecht nieuws voor u." De diagnose had niet beroerder kunnen uitvallen. Longkanker. Een zeldzame vorm … Uitgezaaid. Geen medicijn of behandeling. We kregen een kamertje toegewezen waar we onbespied konden huilen tot de 'regieverpleegster' zich bij ons voegde met een brochure over eventuele chemo.

"Dit is helemaal niks voor mij", wilde ik protesteren. In de dagen daarop herhaalden anderen dat gevoel in vele varianten en toonaarden. Maar de longfoto's liegen niet en dus is dit na elf jaar trouwe dienst mijn laatste column voor Straatjournaal.

Ik heb me op deze plek ("echt iets voor mij") altijd erg thuis gevoeld. Graag had ik nog lang doorgeschreven maar het mag niet zo zijn.

 

© Marius Jaspers - p 2024 Straatjournaal

https://arnodb.nl/marijas/