Onbekwaam

De Derde Wet van Jaspers luidt: de dingen gaan goed tot ze verkeerd gaan. En waardering daarvoor komt pas na de panne: de doorgeroeste trekhaak, de kapotte lift, de gebarsten kruik, de gebakken peer, de braam aan de schaats, stront aan de knikker, system error 23C334-89-VF-2326 ...

Vorig jaar kreeg ik gordelroos. Het (lekkende puistjes, etterige blaasjes, jeuk, pijnlijke zwellingen) zat gevaarlijk dicht boven mijn rechteroog. De eerste dagen lag ik op bed met flinke koorts. Steeds als ik insluimerde, sloeg een onzichtbare sadist een nietje in mijn wenkbrauw en schoot ik van de pijn recht overeind. Mijn geteisterde gelaat had Amnesty International op een wervingsposter heel wat donateurs kunnen opleveren.

Nou ben ik een ongedurige patiënt. Zodra ik enigszins opknap verdraag ik het getuttel, de bezorgdheid en de liefdevolle verpleging niet meer: het deppen met etherische oliën, de antivirale pillen, kompressen van kruidenextracten en het met blauwe gel gevulde 'brilletje' uit het vriesvak dat het overgevoelige rechteroog verkoeling moest bieden. Bovendien ben ik zoals veel collega's behept met de waan van mijn eigen onmisbaarheid. Dus na een week ging ik weer naar school - veel eerder dan goed voor me was. "Hoi Marius. Fijn dat je er weer bent. Oh, ... het is nog niet helemaal over, hè, zie ik. Doe je wel voorzichtig?"

De weken die volgden, leerden mij veel over de subtiele mechanismen die het verschil tussen een goede en een afschuwelijke les uitmaken. Zoals tijgerhaaien het scheerwondje ruiken van de badgast die drie kilometer verderop uitgelaten in de branding stoeit, weten leerlingen instinctief dat je verzwakt en kwetsbaar bent. Want het vaste repertoire laat je in de steek: een fronsende blik ontaardt in geknipper tegen het schelle TL-licht in. Je weet je afstotelijk en kijkt mensen minder vaak aan, wat wordt geïnterpreteerd als schuwheid of desinteresse, en doordat je onwillekeurig steeds over je korstige voorhoofd wrijft, kom je onzeker over.

Bovenal ontbrak het me aan kracht, zowel fysiek als mentaal. En aan snelheid. En timing. Ik was 'out of whack'. Wanneer 2 mavo het lokaal binnentuimelde, zag ik lippen druk bewegen, maar in het pandemonium kostte het me moeite te weten welke geluiden bij welke mond hoorden. Vragen en opmerkingen arriveerden met een mysterieuze vertraging, of verwrongen door een soort Dopplereffect. Ook mijn eigen stem liep niet synchroon. "Wie staat daar zo te dreinen?" vroeg ik me soms af, alvorens het tot me doordrong dat ik het zelf was.

Het ging van kwaad tot erger. Olijk bedoelde terechtwijzingen striemden argeloze kinderen als natte handdoeken in het gezicht. Eén keer kon ik me halverwege een donderpreek amper herinneren waar ik ook alweer over stond te tieren. Met zo'n lage pijn- en prikkelgrens voel je je sneller in het nauw gedreven en dat maakt agressief. Tegen bepaalde lessen zag ik op als een berg en als aan het eind van zo'n horrordag ook nog een vergadering stond gepland, vloog het jargon me aan. Of neem de op grote schaal verspreide cd-rom In Bekwame Handen (Bekwaamheidseisen voor leraren). In goeden doen zou ik die gnuivend van voorpret uit mijn postvakje hebben gehaald. Nu brak ik hem van louter ergernis zowat in tweeën.

Tja, bekwaamheidseisen ... Zo'n barre periode doet je pas beseffen wat een duvelstoejager een 'gewone', behoorlijk functionerende leraar is – hoeveel er bij komt kijken om een klas te boeien, te bespelen en in het gareel te houden en hoe fijn lichaam en geest moeten zijn afgestemd om al die kleine irritaties te kunnen onderdrukken en de aandacht rechtvaardig te verdelen over 6 x 25 individuen, dag in dag uit.

Met mij gaat het inmiddels weer goed. Het enige wat ik aan mijn kwaal heb overgehouden is een opspelende zenuw boven het rechteroog. Zodra ik me al te zeer opwind over muizenissen of olifantenissen begint het daar te jeuken. Het is een nuttig alarmsignaal, een extra accessoire waarmee ieder mens standaard zou moeten zijn uitgerust. Zo nodig dwingt het mij tot bezinning: hé joh, maak je niet dik. Het is maar een ontbrekend schrijfdossier / een klassengemiddelde van 4,7 / een vies krijtbakje / de nieuwe CAO.

Wel ben ik sinds deze ervaring meer begaan met degenen die het moeilijk kunnen bolwerken voor de klas. Want wat voor mij gelukkig een tijdelijke malaise bleek, is voor sommigen hun dagelijks bestaan: strijden tegen chronische uitputting en demoralisering. Het is een eenzaam gevecht. Klagen doen we allemaal, soms zelfs tot genoegen, maar het gevoel dat je afglijdt, dat je de greep op jezelf kwijt raakt, kun je niet echt delen. Collega's worden er liever niet mee lastig gevallen en een schoolleiding camoufleert de zwakte van docenten liever dan hen echt te steunen. Daarover een volgende keer.

 

© Marius Jaspers - p 2005 Levende Talen Magazine

Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/