"Hoe taalverwerving precies verloopt en wat de beste methode is om dit proces
in een onderwijsleersituatie optimaal te laten verlopen, is nog
steeds niet helemaal bekend."
Deze erkenning uit het docentenboek van Worldwide 4VM (Malmberg)
is op zich weinig schokkend. Wat mij frappeert is echter het naïeve
ongeduld dat eruit spreekt, alsof het definitieve antwoord volgens
de planning van de uitgeverij al in het voorjaar van 1999 beschikbaar
had moeten zijn, waarna het opleiden van leerlingen die Frans schrijven
als Voltaire en spreken als Danton even eenvoudig zou worden als
het afbakken van ovencroissantjes.
Elders heerst minder schroom. In het bijscholingscircuit powerpointen
ze er ongeremd op los: optimistische schema's, fleurige diagrammen
en per studiedag meer pijlen dan de Sioux afvuurden in een goed
bizonjaar. Vooral op die strak vormgegeven zwarte pijlen zijn ze
verzot. De pijl staat in dat milieu symbool voor het efficiënte,
beheersbare, 'foolproof' LEERPROCES.
Laatst volgde ik de workshop Meervoudige Intelligentie, gegeven
door Rosie Tanner van de Universiteit van Utrecht. Op de tafels
lagen schelpen, kralen en boetseerklei uitgestald en met behulp
van deze attributen gingen wij aan de slag om ons 'multiple intelligence
teaching profile' te bepalen, dat wil zeggen in kaart te brengen
bij welke van acht gebieden wij in onze lessen (onbewust!) het zwaartepunt
leggen: logisch-mathematisch, muzikaal-ritmisch, lichamelijk-kinesthetisch,
intra-persoonlijk en nog zo wat.
In alle bescheidenheid, met die gekleurde klei schiep ik een alleraardigste
metafoor van mijzelf als leraar. (Veel collega's kwamen niet verder
dan ongeïnspireerde stroopwafels en soepstengels.) Meer moeite had
ik met de vraag "Bent u qua didactische aanpak een deur of een
raam?" (Een poef of een motorzaag mocht je niet zijn.) Na afloop
informeerde ik wat nou beter was, raam of deur, maar je moest er
geen waardeoordeel aan verbinden. Het deerde het gros van de deelnemers
niet. Die voerden het zelfonderzoek uit met een ernst als tastten
zij op hun rood verbrande onderrug naar poliepen en purperen tropische
bloedzuigers.
Graag zou ik deze gewetensvolle tobbers Op De Vleugelen Der Profeten
van Jan Wolkers voorschrijven, een essay dat fraai de ongewisse
uitkomst illustreert van onze pogingen tot vorming en kennisoverdracht.
Als het aan mij lag was het verplichte kost op al die door het leerproces
geobsedeerde instituten waar ze zweren bij de 136 startcompetenties
en de 128 kerndoelen.
In virtuoze, galopperende stijl vertelt Wolkers hoe hij reeds in
de baarmoeder driemaal daags werd blootgesteld aan de bijbellezingen
van zijn vader. Hij becijfert dat hij de 1162 hoofdstukken van de
Heilige Schrift in zijn jeugd minstens twaalf keer integraal gehoord
moet hebben, voorgedragen in het "gedragen staccato der religieuze
overtuiging": "Als hij voorlas spatten de vonken van de hittigheid
van de toorn van God over de lege borden en schalen alsof hij met
de bijl op de wetsteen bezig was. En hij liet ons zo welsprekend
de zinderende hitte van de woestijn beleven waar het volk Israëls
doorheen moest trekken op weg naar het beloofde land, dat we er
maar al te vaak het zand van in onze andijvie vonden."
"Tittel noch jota" werd overgeslagen, hoe ongemakkelijk de vrouw
des huizes ook op haar stoel zat te schuiven: "Insgelijks zult gij
bij geen beest liggen, om daarmede onrein te worden; een vrouw zal
ook niet staan voor een beest, om daarmede te doen te hebben; het
is een gruwelijke vermenging. Zo leer je nog eens wat. Uit mijzelf
was ik er op zo jeugdige leeftijd niet op gekomen. En het was wel
niet zo dat je nou stante pede de grazige weiden ging afschuimen
en het onnozele vee ging lastig vallen, maar je bezag de arcadische
tafereeltjes langs 's heren wegen toch minder argeloos dan voorheen."
Stelt u zich nu even voor wat zo'n zuurbekje van de Inspectie zou
rapporteren over deze vorm van thuisonderwijs: "Geen variatie in
werkvormen, niet vraaggestuurd, sluit niet aan bij de belevingswereld
van het kind, etc, etc, etc." Het zou hem daarom allesbehalve verbazen
dat die vader zijn enige kerndoel niet verwezenlijkte: de schriftlezingen
ontaardden steeds vaker in onbedaarlijk gekibbel en brachten zijn
zoon niet tot blijvende godsvrucht.
Toch was er een onvoorziene 'spin-off', die al die voorstanders van
een didactische monocultuur ervan zou moeten weerhouden hun 'visie'
op te dringen aan andersdenkenden. Het voorleesregime deed namelijk
wonderen voor de verbeeldingskracht van de jonge Wolkers, en de
conclusie in de slotalinea zal iedere talendocent aanspreken: "Dat
ik tot aan mijn zeventiende jaar, toen ik het ouderlijk huis verliet,
niet zozeer gesticht was door een heilsboodschap als wel onderwezen
in de wetten van dramaturgie, poëzie en dialoog. Dat ik dagelijks
als het ware gebombardeerd was met een scala aan literaire vormen.
... Maar dat ik toch door de bijbel, door die godsdienstige opvoeding,
geleerd heb om alles zinvol te beleven en te zien. Om te leven alsof
ik onsterfelijk ben terwijl ik me er tezelfder tijd van bewust ben
dat ik ieder moment in de aarde weg kan zakken om voor eeuwig tot
stof terug te keren."
De belangrijkste pijlen zijn onzichtbaar.
© Marius Jaspers - p 2004 Levende Talen Magazine
Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/ |