Ik heb een fijne neus. Dat is minder fijn
dan het klinkt, want oude, muffe boeken zijn daardoor nooit aan mij besteed.
Het lukt mij niet door de stoflucht heen te lezen.
Jammer, want een vriend en fanatiek boedeljutter had een paar antiquarische
schaakboeken voor me meegebracht: het matchboek van Euwe-Keres (1939/40),
Aljechin-Euwe 1935 (uitgegeven in 1936, geschreven door de beide
matadoren zelf; uitgeverij Sijthof) en ook een gebonden exemplaar van Lodewijk
Prins' Met de Schaakmeesters op oorlogspad (waarschijnlijk uit 1941,
al zou de titel anders doen denken). Daar kon ik dus niet urenlang met mijn
snufferd boven hangen, maar al bladsniffend vond ik wel een oud notatiebiljet.
Nou ja, notatiebiljet?
Het is nu ook Crisis maar ik betwijfel of er al serieuze schakers te vinden
zijn die hun zetten noteren op gelinieerd schijfpapier waar ze een smalle
strook van hebben afgeknipt. Hoeveel Crisis moeten wij nog verduren voordat
we zo schrieperig durven zijn? Als het besteedbaar inkomen jaarlijks met
0.4% daalt zal dat duren tot ...
Afijn, die oude partij prikkelde mijn verbeelding. Met vulpen geschreven,
in een volwassen, geoefend handschrift. Helaas kon ik de namen niet ontcijferen.
Waren het knoeiers? Was het Oom Jan tegen zijn leergierige neefje? Van Scheltinga
tegen Cortlever? De jonge Botwinnik tegen de aanstormende Smyslov? Ik voerde
de partij in als Onbekend vs Onbemind.
De zetten kon ik wel lezen:
1. d4 f5
2. e4 fxe4
3. Bc4 Nf6
4. Bg5 e6
5. d5 e5
6. Nc3 Bb4
7. Nge2 d6
8. O-O Bxc3
9. Nxc3 Bf5
10. f4 Qd7
11. fxe5 dxe5
12. Bxf6 gxf6
13. Qh5+ Bg6
14. Qh4 f5
15. Nxe4 Qe7
16. Qxe7+ Kxe7
17. Nc5 Nd7
18. Nxb7 a5
19. Rad1 Rhb8
20. d6+ cxd6
21. Nxd6 Rxb2
22. Nxf5+ Bxf5
23. Rxf5 1-0
Junior 10, mijn digitale schaaksecondant, begon aan de analyse, leunend
op zijn openingsboek en de ettelijke miljoenen partijen in zijn geheugen.
Junior knippert met rode lampjes bij dubieuze varianten – rechthaberische
21ste-eeuwse arrogantie waar ik niks aan had. Mij (middelmatige clubschaker)
leek het wel een potje waar ik zowel met wit als zwart plezier aan beleefd
zou hebben – een ongebruikelijke opening en een offer op de 15e zet ...
het kan slechter. Maar daarmee wist ik nog niet of het gespeeld was door
twee vrienden aan een keukentafel met schreeuwende kinderen in de buurt,
of op een podium – met bordenjongens die de zetten hijgend overbrachten
naar de commentaarzaal.
Ik legde de partij voor aan mijn HWP-clubgenoot Harry Lips, die meer sjoege
van schaken heeft dan ik en bovendien zijn schaakklassieken kent. Gisteren
mailde hij me terug: "Een boeiend partijtje. Niet foutloos, maar zeker van
een goed niveau. De witspeler is beter dan de zwartspeler. Niet alleen omdat
hij won, maar ook omdat Zwart i.t.t. Wit een aantal rare – antipositionele
– beslissingen heeft genomen, b.v. e5 en Dd7. Hij was wel weer goed genoeg
om in te zien dat hij in de slotstand reddeloos verloren was. De witspeler
is ook niet heel goed: 3. Lc4 is geen goede zet en ook verderop had ie het
overtuigender kunnen spelen."
In huidige ratingtermen schat Harry de witspeler op 2000 en de zwartspeler
rond 1700 ("maar misschien til ik wel te zwaar aan zijn positionele fouten
en speelde hij sterker"). Hier eindigt voorlopig ons detectivewerk – helaas
niet met een sensationele vondst. Ik noem maar wat: van het Hoogovens-toernooi
1954 (Beverwijk) zijn nog dertien partijen zoek. Geurt Gijssen speurt ernaar
– maar die stonden vast niet op een slordig afgeknipt schrijfblokblaadje.
© Marius Jaspers - p 2013 Raarlems Dagklad
https://arnodb.nl/marijas/ |