Ovatie en degradatie

Iedereen kent inmiddels Gerrit Keeman, de 64-jarige onderwijsassistent van het Kennemer College, die een onopgevoed sujet in zijn nekvel greep en het technieklokaal uit duwde. Voor de leerling liep het met een sisser af; Keeman werd door zijn bestuur haastig op non-actief gesteld. Toen de media-bom barstte kreeg hij even haastig excuses aangeboden.

Het voorval reet bij mij een litteken open dat ik opliep op een vorige school, waar ik (ontkennen baat niet) een gewaardeerde en populaire leraar was.

Op een middag gaf ik les aan 4-havo. Een jongen dook op voor het raam en trok malle grimassen. Ik maande hem op te hoepelen. Hij verdween, maar was weldra terug met andere rare fratsen. "U moet ingrijpen, meneer!" hitste de klas mij op. Ik knipoogde en pakte een buigzaam plastic aanwijsstokje van een centimeter of tachtig. Toen ik de deur open zwiepte sloeg die knul op de vlucht. Mijn jachtinstinct was geprikkeld, ik zette de achtervolging in en zag nog net hoe hij zich verstopte achter een dikke pilaar. Met dat stokje gaf ik een paar jensen tegen het steen. Die gast spurtte geschrokken weg uit zijn schuilplaats, met mij op zijn hielen, de open ruimte in.

Alwaar de nieuwe rector stond, met gespreide armen, zoals het Christusbeeld bij Rio. "Uit de weg, Philip, je belemmert me bij de uitoefening van mijn functie, ik moet een kind slaan!" Ik zei het grijnzend. Het was het soort grapje waar mijn oude rector wel om kon lachen. Maar dit was de nieuwe, een stijve, kwezelachtige vijftiger. Type nooit jong geweest. Hij wiebelde ongemakkelijk met zijn snor. Terug in de klas kreeg ik een staande ovatie van 4-havo. Thuis vertelde ik het verhaal glunderend. Vertelde? Ik acteerde, in een driedubbelrol. Dikke pret, tot een bezorgde collega opbelde.

De ouders van Raoul waren op oorlogspad. Ik zou hun kind hebben geslagen. Ze waren met hem naar het ziekenhuis geweest, er was aangifte gedaan bij zowel politie als onderwijsinspectie. De Telegraaf had al gebeld. Die waren gelukkig afgepoeierd door onze conciërge, een jofele Amsterdammer, die er toevallig bij had gestaan en kon getuigen dat het alleen een dolletje was.

Die ouders wilden van geen gesprek weten. Na een dag verzuim verscheen het 'slachtoffer' weer op school, met om zijn pink een symbolisch pleistertje. De ouders volhardden – alle sus- en bluspogingen ten spijt – in hun onverzoenlijke houding. En dus moest er een traject worden doorlopen. De wijkagent meldde zich op school voor een onderhoud met mij. Ik werd ook gehoord door het bestuur. Alle heisa liet me niet onberoerd. Het vrat aan me dat de rector "niet kon uitsluiten" dat ik die jongen had geslagen. Pas twee weken later, na eindeloos gewetensonderzoek, liet hij mij weten af te zien van sancties. Geen sancties? Ik wreef hem onder zijn neus dat ik dat nou niet als een speciale gunst zag en het eerder als een belediging beschouwde dat hij die had overwogen. De kerstvakantie brak aan. Gelukkig, want ik had weinig incasseringsvermogen over.

Begin januari kreeg ik een brief: het bestuur had alsnog aanleiding gezien mij een reprimande te geven. Ik was ziedend. Voelde me gekleineerd en verraden. En ik wist door wie. In de rectorskamer heb ik getierd, gescholden, gestampvoet. Ik smeet die huichelachtige brief op de grond. Als ik ooit dicht bij overspannenheid ben geweest, was het toen. Niet vanwege zo'n treiterige gast of zijn hysterische ouders. Wel omdat ik geen vertrouwen kreeg. Mijn eerdere inspanningen en verdiensten voor die school leken ineens niet meer te tellen.

Werk wordt pas echt onverdraaglijk als de leiding je laat vallen en het pijnlijke besef doordringt dat je er alleen voor staat. Dan knapt er iets.

 

© Marius Jaspers - p 2019 Straatjournaal

Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/