Polderpret

Schaken heeft een sterk geestvernauwende werking, maar gelukkig beschikt de KNSB over een tegengif dat haar leden dwingt op gezette tijden nieuwe horizonten te verkennen en kennis te nemen van exotische culturen en gebruiken. Nee, niet de jumelage met het Kalmukkië van FIDE-dictator Iljoemsjinov, ik heb het natuurlijk over de externe competitie.

De voor 5 maart vastgestelde ontmoeting van Nieuw Vennep II tegen HWP III riep vooraf bij menigeen bange vragen op. Kun je er pinnen en chippen? Moeten we ons laten inenten? Waar ligt dat, Nieuw Vennep? Wat is er van Oud Vennep geworden? Op de wedstrijddag bestuurde Toon B. zijn controversiële rode vehikel, ik deed dienst als bijrijder, en voorzitter Peter Z. zat achterin, in een van de twee kinderzitjes, gewapend met een helgeel, speciaal voor deze expeditie aangeschaft 100.000 Stratenboek. Onderweg speculeerden we over onze titelkansen (die - kan het erger? - in handen lagen van de Jolige Jopen) en voor we er erg in hadden doemde Hoofddorp al op.

Zoals altijd wekte de zaaddodende saaiheid van de Hoofddorpse woonerven bij mij een lange tirade op jegens dit planologische wangedrocht. Harde woorden waar ik spoedig spijt van zou krijgen, want het comfortabele 20ste eeuwse asfalt van de Meubelboulevard die we tot dan toe volgden ging zonder waarschuwing over in een kasseienstrook, en vervolgens in een karrenspoor. We waren op de goede weg. Weldra herleefde het feodale tijdperk (voor jeugdige lezers: de Tijd van Ridders en Monniken).

In de verre omtrek was het aardedonker. Kilometers achtereen beschenen de koplampen in dit door God en de ANWB verlaten gebied niets dan kluiten, kluiten, kluiten, manshoge kluiten - een monotonie die slechts incidenteel werd doorbroken door wat varkenskadavers, een tandeloze eg, sombere groepjes manshoge, tandeloze lijfeigenen, en weggesmeten 100.000 Stratenboeken.

Bij de briefing had Paul T. ons verteld dat we moesten aantreden in sociëteit Delinquenda. De inheemse bevolking betoonde zich weinig mededeelzaam omtrent de ligging van dit gebouw. Toon B. draaide het autoraampje op een kier en richtte het woord tot een knoestige gestalte die roerloos in de berm stond te mediteren. Het bleef lang stil. Pas toen hij na tien minuten nog steeds zijn keel niet had geschraapt, merkten we dat de aangesprokene geen stugge plattelander was, zoals door ons verondersteld, maar een stugge knotwilg. Zelf had ik evenmin succes bij mijn toenaderingspogingen. Vanuit de plaggenhutten waar ik met mijn diplomatiekste glimlach op af glibberde, werd ik uitgejouwd en bekogeld met excrement, vaalgele 100.000 Stratenboeken en halfgare rapen.

We probeerden de moed er in te houden, maar toen even later de achteras brak, knapte er ook in ons iets. Verslagen staarden we ieder in een richting waar we Nieuw Vennep vermoedden. Nadat we dik tien minuten zo gestaan hadden, schraapte een knoestige knotwilg in de berm zijn keel. "Maar aa't h'ndred met'r zwals de kraai vlie't," klonk het. "Wuhh?" Mijn eigen articulatie had zich snel aangepast. Gelukkig had Peter Z. een heldere ingeving: "Acht honderd meter maar, hemelsbreed!" Met een uitnodigend gebaar naar een nabijgelegen moerasgebied overhandigde de boer ons elk een lange, taaie staak. Firljeppen heb je snel onder de knie, naar bleek. Al na de eerste vier sloten landden we niet meer kruisdiep in het inktzwarte slijk en zo gebeurde het dat we de speellocatie maar een half uur te laat bereikten. Toen wij aan kwamen soppen, zaten onze teamgenoten al achter het bord, onverstoorbaar en zo droog als oude havermout.

De wedstrijd zelf was een formaliteit: Nieuw Vennep II - HWP III: 1½ - 6½.

 

© Marius Jaspers - p 2001 HWP Clubblad 'De Ruif'

Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/