Een weldoenster had Zweedse haring voor me in de koelkast gelegd. Zweedse
haring! Door mannen als Ove, Kai, Magnus en Henrik (ja, ook Henrik!) verschalkt
in de Sont of anders in het altijd verraderlijke Skagerrak, en na hun
behouden terugkeer in de haven ingemaakt door Ingeborg, Dagmar en Britt
met verse, handgeplukte kruiden van het eiland Öland.
Nóg een meevaller, er lag een Thaise peer in de fruitschaal en daarnaast
een vriendelijke, rijpe kiwi uit het verre Nieuw Zeeland.
Eerst de krant pakken. Het Haarlems Dagblad had zowaar een vriendje meegebracht:
op de mat lag ook een knisperige Telegraaf, volgeschreven door afgejakkerde,
uit al hun poriën adrenaline lekkende journalisten, die het ganse etmaal
(en zonder dat ik abonnee ben!) in binnen- en buitenland hadden gejaagd
op het sappigste nieuws en licht verteerbare wetenswaardigheden.
En er stond een fijn recept voor stoofperenvlees in, zag ik, dat vóór
publicatie door chef kok Ramon Beuk ongetwijfeld in alle denkbare varianten
was uitgeprobeerd: vier uur stoven, zes uur stoven, mét verse gember en
zonder, met wijn of toch maar rode port, ... een, twee of drie kruidnageltjes?
Dat wil ik straks maken, wist ik meteen! Al was het alleen maar om iets
terug te kunnen doen voor die goeierd.
Onderwijl galmde de Nederlandse Bach Vereniging (nou ja, de CD) over
het lijden van Christus. Membra Jesu Nostri van Dietrich Buxtehude. Ouderwets
lijden uitgesplitst naar zeven afzonderlijke lichaamsdelen – men denke
er niet te licht over: Ad pedes – Ad genua – Ad manus - Ad latus – Ad
pectus – Ad cor – Ad faciem.
Vijf magnifieke solisten (van bas tot sopraan) vulden mijn zonnige huiskamer
met het resultaat van tienduizenden uren intensieve scholing en oefening.
En dan nog, en dan nog ... Waar zouden zij zijn geweest zonder hun toegewijde
dirigent Jos van Veldhoven en ING Wholesale Banking (want dat stond op
het hoesje, dat natuurlijk ook weer door iemand was ontworpen en vervaardigd)?
- - - - -
Aan het eind van iedere speelfilm worden een slordige duizend namen op
het scherm gedumpt. Meestal lees je ze niet en begin je alvast je paraplu
niet te vergeten en je regenjas dicht te knopen. Maar gisteren had ik
een rare dag.
Ik zag overal aftitelingen: opdrachtgevers, samenwerkingsverbanden, vrijwilligers
in fleurige hesjes, organisatielijnen, machtige consortia, betrouwbare
vaste medewerkers, productieketens, dienstverleners, kleine neringdoenden,
freelancers, – stuk voor stuk druk in de weer om de dag, om MIJN dag, mijn
zaterdag 4 november mogelijk te maken.
Ik kwam er niet meer van los: die prachtige compositie van gele acaciablaadjes
op de stoep, wie was dáár verantwoordelijk voor? Hoe kenden ze mijn smaak?
Op het postkantoor werden mijn gegevens soepel uit die van miljoenen andere
klanten gevist toen ik daar kwam voor de verplichte registratie. Bij het
plaatsen van mijn handtekening lachte het meisje me toe alsof dit het
ene ontbrekende exemplaar was waar ze nog op wachtten. Graag gedaan!
Alles noodde tot dankbaarheid. Op de markt werd de stroopwafellucht geserveerd
op precies de juiste sterkte. Hij kleefde niet hinderlijk aan de neusvleugels
en maakte bijtijds plaats voor het kruidige aroma van de Turkse pizza.
En toen moest de Kunstlijn nog komen. Ik stelde me de kunstenaars voor
in hun ateliers – bikkend, schurend, peuterend, vloekend, priegelend,
stippelend, turend – besmeurd, gehavend en bezweet – opdat IK dankbaar
in een 'chambre d’ami' kon staan om mij te vergapen aan een overdaad aan
vernuft, schoonheid en genialiteit.
Het begon nu een beetje eng te worden. Toen ik na al die gratis verwennerij
en voorspoed later op de dag de theepot kapot liet vallen en hartgrondig
"Tyfus" riep, was ik eigenlijk wel opgelucht.
Zelfs dat was goed geregeld.
© Marius Jaspers - p 2006 Raarlems Dagklad
https://arnodb.nl/marijas/ |