Als kind miste ik één keer de Blasiuszegen.
Op 3 februari was ik ziek, de dag dat mijnheer pastoor altijd in de
klas kwam en bij iedereen twee gewijde kaarsen kruislings tegen de
hals hield. Het was een jaarlijks ritueel dat moest beschermen tegen
keelkwalen. De heilige Blasius stierf de marteldood in de 4e eeuw
en (hij was arts) hij zou ooit een jongetje hebben gered dat dreigde
te stikken in een visgraat. Vandaar zijn status als schutspatroon.
Ik herinner me dat ik als achtjarige werkelijk bang was de eerste
keer dat de vrijdagse vis weer werd opgediend. Het noodlot zou deze
kans om toe te slaan in een ongezegende keel niet laten lopen. Ja,
dat geloof je dan als kind. Het was de tijd dat we in optocht naar
de kerk werden gedirigeerd om te biechten. Ik voelde me in de biechtstoel
vooral schuldig dat ik geen interessantere zonden had begaan; qua
penitentie kwam ik er dus licht af. "Drie weesgegroetjes," prevelde
de kapelaan plichtmatig en dan zou ik weer met De Heer in het reine
komen.
Vanaf mijn puberteit was het een aflopende zaak met het geloof. Niet
alleen in mij, ook in de maatschappij. Wierookdampen moesten in de
sixties wedijveren met wietwalm; de beatmis in de eigen taal verving
het 'ouderwetse' Latijn. Wat een zwaktebod! Op het lyceum liepen nog
wel enkele zwartgerokte paters rond, maar het was ze aan te zien dat
ze een kansloze strijd streden tegen zedenverwildering en oprukkende
goddeloosheid. Zelf twijfelden ze ook.
Aan mijn katholieke opvoeding heb ik geen lelijke krassen op mijn
ziel overgehouden en de bijbelvertellingen had ik niet willen missen.
Maar als iemand me vraagt of ik "van het houtje" ben, kan ik volmondig
antwoorden "nee, atheïst". Kerken bezoek ik uitsluitend uit culturele
belangstelling, of het nu een bescheiden gebedsoord is op een Groningse
wierde of de protserige reli-porno van een Poolse kathedraal.
Onlangs gebeurde er evenwel iets wat ... nee, nog net geen bekering!
Wel een herinnering aan de basis van het geloof. Vaste lezers weten
dat ik Engels geef aan Oekraïense vluchtelingen hier in het dorp.
Samen met hen organiseerden we een saamhorigheidsdag, met klassieke
muziek en een lunch waarvoor ze vrachten hapjes en dienbladen vol
lekkernijen hadden bereid. Het programma begon met een liturgie van
de Orthodox-Oekraïense Kerk, met alles erop en eraan. Dat wil zeggen
een bebaarde diaken in vol ornaat, bijgestaan door een driekoppig
vrouwenkoor. Plus 200 aanwezigen, van wie een groot deel wreed was
gescheiden van hun vaderland en voor het eerst sinds tijden weer een
dienst hoorde in de moedertaal.
Van die priester ging een bovenaardse rust uit. Een vol uur droeg
hij zangerig eeuwenoude gebeden voor, zonder effectbejag of stemverheffing.
Ongehaast, met volmaakte autoriteit. Zegeningen, consecratie, communie
– ik herkende de rituele handelingen van vroeger. Vroeger, toen ik
bang was te stikken in een visgraatje.
Er ging veel troost uit van die tijdloze, onveranderlijke rituelen
en gebeden. Juist doordat ze ouder zijn dan Poetin, Stalin en Catharina
de Grote. Ze verbonden het leed van de kerkgangers hier met dat uit
vroeger eeuwen en boden een breder perspectief.
Er zijn cultuurfilosofen die de spirituele leegte en eenzaamheid in
onze maatschappij wijten aan het ontbreken van terugkerende rituelen.
In de Middeleeuwen kreeg het leven structuur en betekenis door vaste
cycli: de zonnewende, maanstanden, de wisseling der seizoenen (zaai-
en oogstfeesten, jachtpartijen), carnaval gevolgd door vastenperiodes
en een kalender vol christelijke hoogtijdagen. Rituelen doorbraken
de sleur en zorgden voor saamhorigheid – zowel gedeelde vreugde als
gedeelde smart.
Natuurlijk, ons individualisme leggen we niet zomaar af. Maar door
die orthodoxe dienst kwam het me toch ineens iets minder vanzelfsprekend
voor.
© Marius Jaspers - p 2024 Straatjournaal
Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/ |