Schedellichten

"An Irish porn centre ... you know what that is?" Olijk vraagje van Nigel Short aan co-commentator Dirk Jan ten Geuzendam tijdens het Norway Chess toernooi, in zijn ietwat aardappelige accent.

Ik kon me er weinig bij voorstellen (een door nonnen gerunde sexshop?), maar ik bleek het dan ook verkeerd te hebben verstaan – "an Irish pawn centre", had hij gezegd. Weten jullie wat dát is? Het bleek om een triplepion op de e- of d-lijn te gaan – zo leer je nog eens wat (de Ieren vervullen in Britse humor dezelfde rol als de Belgen bij ons).

Om eindelijk eens beter te leren schaken zou het waarschijnlijk nuttiger zijn als ik me verdiepte in boeken als 100 Endgames you must know of The Taimanov for Dummies. Daar kom ik nooit aan toe / daar kan ik me niet toe zetten / daarvoor neem ik het schaken niet ernstig genoeg. Wel lummel ik dus wat rond op het internet als er een belangrijk evenement is en volg dan lui de analyses van de grote meneren daar, met mijn eigen denkkracht in de slaapstand.

Het zijn privileges waar we erg snel aan gewend zijn geraakt – dat je (nou ja, virtueel) aanschuift bij Vladimir Kramnik en Lev Aronian, die samen hun zojuist gespeelde partij doornemen en met varianten strooien met het gemak waarmee een ander een boterham met hagelslag belegt. De meeste fans van Tal, Petrosjan, Fischer en Karpov hebben hun idolen nooit op die manier bezig gezien.

Bij Chessbase mag ik graag luisteren naar het live audiocommentaar van Yasser Seirawan. Ja, denk ik als ik hem hoor, ja, zó moet je naar een stelling kijken. Door zijn beschaafde Engels, haast fluisterend uitgesproken, weet Seirawan een soort intimiteit te scheppen – het is of hij de luisteraar zijn innigste schaakgeheimen toevertrouwt. De ingetogen manier waarop hij een stelling bekijkt, wijst mij op mijn eigen tekortkomingen. Kunst, die man is grootmeester, kan je denken, maar het zit 'm in iets anders.

Mijn eigen schaakvocabulaire kenmerkt zich door agressiviteit. Pletten, kraken, wrikken, bikken, wegvagen, opblazen, platwalsen; de terminologie van een slopershandboek. Die agressie kan, afhankelijk van hoe ik sta, geboren worden uit grootheidswaanzin, angst, paranoia, gevoelens van minderwaardigheid en machteloosheid – een psychiater die mijn geestesgesteldheid tijdens een clubavond kon testen zou mij rijp achten voor dwangverpleging. Ik wist niet beter of het hoort zo – tot ik Yasser hoorde praten.

Zo kan het dus kennelijk ook! Rustig en objectief beschouwt hij iedere stelling op zijn merites, onderzoekt geduldig de mogelijkheden en suggereert alternatieven – alsof hij een cursus bloemschikken geeft. "Deze witte lelies midden in de mand zou ik zo laten, en als je het mij vraagt vormen die pioenrozen een goed tegenwicht. Hebben we nog een kleuraccent nodig? Zelf ben ik nogal tuk op lilac, al zou korenblauw ook kunnen ... Dat is een kwestie van smaak." Maar dan met actieve lopers en frivole paarden.

De hoofden van andere schakers – soms kan ik me er helemaal niks bij voorstellen. Bij het bovengenoemde Noorse toernooi speelde Anish Giri een partij tegen Sergei Karjakov. Een partij van bijna acht uur, waarin Giri zeveneneenhalf uur lang een miniem voordeeltje had en Karjakin een miniem nadeeltje (zo gaan die dingen). Een dichtgeschoven stelling – Karjakin kon niets constructiefs doen en Giri kon alleen een beetje etteren. De computer dreigde ook in slaap te vallen bij zijn eigen evaluaties:

38. Qf3 0.23 - Qd7 0.25
39. Rcc2 0.25 - Rb8 0.35
40. Qd1 0.23 - Qd8 0.23
41. Kh2 0.24 - Nf8 0.20
42. Ne4 0.21 - Ne6 0.23
43. Kg1 0.21 - R8b7 0.25
44. Kh2 0.21 - Rd7 0.27
45. Nc3 0.28 - Rdb7 0.34
46. Qf3 0.23 - Qc7 0.26
47. Ne2 0.23 - Rb8 0.26

Giri zelf ziet die dingen natuurlijk anders; die was zeven uur lang bezig om de doorbraak 116. g4! voor te bereiden. De andere partijen waren klaar, de toeschouwers taaiden af, commentatoren Short en Ten Geuzendam raadpleegden hun CAO en gaven er de brui aan. De scheidsrechters overlegden of de zaalverlichting in de spaarstand mocht.

Giri is prof en natuurlijk, profs hebben het recht een voordeeltje van 0.23 professioneel uit te bouwen tot 0.26, al kost het een paar uur. Daar hoor je mij niet over. Het raarste moet evenwel nog komen. 116. g4! werd gespeeld, de enige kans iets te forceren en jawel (ik schrijf het zonder leedvermaak) Giri ging alsnog het schip in, na de 131ste zet.

Maar dan: op de toernooiwebsite stond een foto gemaakt na deze monsterpartij: Giri en Karjakin, die net acht uur tegenover elkaar hebben gezeten (de een martelend, de ander gemarteld), zitten samen aan een ander tafeltje, gemoedelijk in een restaurant, met Karjakins vrouw, Galiya Karjakina. De alternatieven (een afhaalpizza bestellen of gewoon van ellende langdurig met je kop tegen de muur bonken) leken niet eens bij Giri opgekomen. De hoofden van andere mensen, ik zal ze nooit begrijpen!

 

© Marius Jaspers - p 2014 HWP Jaarboek 2013-2014

Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/