Sprechen sie Deutsch?

Toen het onweer losbarstte, vluchtte ik met mijn rugzak in een van die bermkapelletjes die op het Beierse platteland even makkelijk te vinden zijn als snackbars rond het Leidseplein. Terwijl donder en bliksem donderden en bliksemden, bestudeerde ik daar devote wensen die in sierlijke gotische letters op houten panelen aan de muur geschilderd stonden:
Schlicht und einfach war Dein Leben
Treu und fleissig Deine Hand
Hast Dein bestes nur gegeben
Ruh' in Frieden und hab' Dank
Voor het eerst tijdens mijn wandelvakantie was ik blij dat ik Duits kende, want bij mijn hardnekkige toenaderingspogingen tot de plaatselijke bevolking had ik er nog maar bitter weinig profijt van gehad. Het lag zeker niet aan mij. Ik stelde me positief op. Ik was gul met 'gruess gotts' en 'auf wiederschauens'. Als di-do-za vegetariër at ik zonder sputteren de 'Schweinebraten' en 'Sauerbraten' die de 'gut bürgerliche Küche' voorschrijft, en wanneer er aan de muur van het restaurant van die minuscule opgezette hertenkopjes hingen (ze pasten moeiteloos door een servetring), vroeg ik de ober niet sarcastisch om een 'Bambie-Suppe'.

De andere partij viel ook niets te verwijten. De mensen in de gehuchten waar ik door kwam, waren vriendelijk en wellevend en daar komt nog iets bij: iedere Beier – al heeft hij het postuur van een betonmolen en de actieradius van een kistkalf – werd als klein jochie door zijn moeder of oma meegenomen naar het bos om paddenstoelen te zoeken en had ooit een vriendelijke oom die een mooie wandelstok voor hem kerfde. Dus wie zoals ik 'Wanderlust' en 'Waldeslust' in zich verenigt, heeft een streepje voor en niets staat een goed gesprek in de weg, zou je denken. Op één ding na dan: ze spraken daar heel anders dan Gerhard Schröder en Rudi Carrell.

In de smeuïge lokale varianten van de Duitse taal herkende ik slechts sporadisch iets uit Wortschatz. Het was een wonderlijke gewaarwording. Op mijn 'Fremdenzimmer' volgde ik op TV zonder problemen de ARD-praatprogramma’s en als ik dan afdaalde naar de gelagkamer stond ik met mijn oren te klapperen. En als zij zich aanpasten om mij ter wille te zijn, klonk het gelijk heel erg gemaakt. Dan moest ik denken aan een scène in het boek van Dürrenmatt dat ik bij me had: een Zwitserse overheidsvoorlichter houdt een redevoering voor een stel keuterboertjes, die hem met tegenzin aanhoren. Als hij eindelijk is uitgesproken, zegt er een met gespeelde spijt: "Wenn ich nur besser Schriftdeutsch verstunde." Soms hielp het de Beierse 'o' naar een 'a' te converteren ("Hosst 'n Wonderkorte?"), maar zoals gezegd, hoogwaardige communicatie (het doel waar wij talenleraren naar streven) was voor mij meestal niet weggelegd.

The Cambridge Encyclopedia Of Language verdeelt Europa in zeven 'dialect continua', gebieden waarin aangrenzende dialecten wederzijds begrijpelijk zijn. Eén zo’n 'continuum' is het West Romaanse, de lappendeken van alle Portugese, Spaanse, Franse en Italiaanse dialecten. Een Waal kan een Portugees niet verstaan, maar hij zou hem in theorie zonder dat er een tolk aan te pas komt een boodschap over kunnen brengen door een soort estafette te organiseren. Hij gaat naar de naburige streek en geeft het bericht in zijn eigen spreektaal door aan de volgende deelnemer (die hem dus wel verstaat, al spreekt hij zelf een ander dialect), waarna deze hetzelfde doet in het volgende gebied, enzovoort, tot in Portugal toe.

Vanuit mijn woonplaats Haarlem loopt ook zo’n dialectketen naar de Beierse stamtafels, maar in dit geval ontbraken er wel erg veel schakels. Na de eerste teleurstelling zag ik er het grappige wel van in. Echt pijnlijk wordt het voor een talendocent pas als hij staat te schutteren op zijn eigen vakgebied. Ik hoor mijn broer nog triomfantelijk gnuiven toen we in Hull net van de ferry waren gestapt en een vrolijke havenarbeider mij iets toeriep. Obsceen commentaar op mijn zilvergrijze fietsbroek? Een citaat uit The Merry Wives Of Windsor? Mijn beleefde "I beg your pardon?" maakte het er niet duidelijker op en daar stond ik dan (kersverse doctorandus, exponent van een vijfjarige, monodisciplinaire pre-BaMa studie) met mijn mond vol tanden.

Een jaar later volgde een gedeeltelijke rehabilitatie, toen ik met diezelfde broer door Limburg fietste. Wij stonden ergens stil om op de kaart te kijken. "G'moewel goewuutkieken vow die nègels da-veddrop ówwe pad!", zei een man die op een bankje aan zijn pijp zat te lurken. Hij had ons evengoed rooksignalen kunnen geven. "Neemt u mij niet kwalijk, wat zegt u?" vroeg mijn broer, net iets te nadrukkelijk articulerend. Zijn stem verried een virulent randstedelijk cultuurimperialisme. "G'moewel goewuutkieken vow die nègels da-veddrop ówwe pad!" "Egels? Negers? Nagels? Snap jij waar ie het over heeft?" vroeg mijn broer, geërgerd over zoveel linguïstisch onvermogen. Hij besloot dat logopedie aan deze man niet besteed was en fietste weg. Een stukje althans.

Een klapband klinkt overal hetzelfde en terwijl hij spijkertjes uit zijn buitenband peuterde, haalde ik fijne vakantieherinneringen op aan Hull.

 

© Marius Jaspers - p 2002 Levende Talen Magazine

Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/