Goedenavond, lieve jongens en meisjes, en jullie papa's en mama's ook natuurlijk.
Fijn dat jullie nog even mochten opblijven om naar de Radiobroodkast
te luisteren. Jullie boffen, want vanavond lees ik geen column voor (jullie
weten wel, zo'n betweterig, opiniërend stukje over de actualiteit, met
een wrange ondertoon, een flagrante simplificatie van de werkelijkheid,
schofferingen van gezagsdragers links en rechts en een van-dik-hout-zaagt-men-plankenmoraal)
- nee, vanavond vertel ik een sprookje.
Geen eng sprookje, hoor! De grote boze wolf blijft in het donkere bos.
De gemene stiefmoeders zitten achter slot en grendel, en er vliegen geen
heksen op bezemstelen door de lucht; of draken die vuur spugen, waardoor
de kindertjes beneden zich niet meer veilig kunnen voelen. Nee, zo'n sprookje
is het niet. Mijn sprookje speelt zich af in een stadje hier héééél dichtbij.
Nou, zullen we dan maar?
Er was eens een slaperig stadje aan een slome rivier. De bewoners van
het stadje mochten niet mopperen (al deden ze het stiekem wel graag).
De meesten hadden goedverwarmde, knusse huizen en waren gezond van lijf
en leden. Ze aten elke dag hun buikjes rond. Om hun dorst te lessen waren
er altijd genoeg vaten Jofelbier.
Eigenlijk hadden de burgers maar één reden tot klagen en dat was hun voetbalclub,
de Roodbroeken. De andere stadjes in de streek hadden voetbalclubs waar
ze hard voor juichten op zondagmiddag. Dáár klonken op de tribunes spreekkoren:
"Hup, Blauwhemden!" en "Zet 'm op, Geelkousen!"
Hoe anders was het bij de Roodbroeken! De spelers holden heel hard over
de groene grasmat, maar het hielp niets. Het waren geen dure vedetten,
daar lag het aan. Als ze tegen de bal schopten, produceerden ze lelijke
afzwaaiers, of ziekenhuisballen en soms trapten ze per ongeluk in de grond
met hun kicksen. "Boe!" riepen de toeschouwers dan, "Boe!" en ze schaamden
zich voor hun club, die nooit eens een periodetitel won, of reuzendoder
was in het bekertoernooi.
Ten langen leste hadden de Roodbroeken nog maar een handjevol trouwe supporters,
die blauwbekten van de kou en verontwaardigd wezen op de brandnetels en
de berenklauwen die op de tribunes groeiden. "De gemeente had ons een
nieuw stadion beloofd! In de Zuiderpolder! Zo kunnen we toch niet meedraaien
aan de top?"
De gemeente, die erg van sport hield (zolang het geen cent kostte, en
die alles wat het wel kostte liet betalen door slinkse projectontwikkelaars
die woekerwinsten roken - maar dit terzijde, lieve kinderen, we gaan snel
verder met ons sprookje) ... De gemeente keek beteuterd: "Onze projectontwikkelaar
heeft zich teruggetrokken, vanwege de internationale kredietcrisis."
Nou, daar zaten ze dan. De Roodbroeken waren boos, de supporters verdrietig
en de wethouder wist het ook even niet meer. Maar net toen ze een tijdje
in zak en as rond de middenstip hadden gezeten, kwam er een mannetje in
een rode broek aanlopen. Het mannetje had een masker voor.
"Wie bent u?" vroegen ze argwanend.
"Ik ben een anonieme geldschieter", zei de man. "Ik kom de Roodbroeken
redden."
Alle monden vielen tegelijk open van verbazing.
"Ik kan geld schieten zoveel ik wil", zei de man. "Kijk zelf maar!"
Hij pakte een ouderwetse voetbaltoeter en blies er hard op. Duizenden
bankbiljetten dwarrelden door de lucht. "Is dat genoeg voor een stadion?"
vroeg de anonieme geldschieter. "Nee, wacht! Ik vergeet de overkapping
nog en de VIP-room." Hij blies nogmaals en weer sneeuwde het, allemaal
briefjes van een miljoen euro.
De sluwe wethouder beet snel in een briefje, om te zien of de bankbiljetten
wel echt waren en ja hoor! "Ik zou ook nog graag light rail hebben in
de stad voor de Zuidtangent, met een tunneltracé bij de Schipholweg. Oh
ja, en parket voor de vmbo-scholen en voor de Schoterbrug wil ik ..."
De anonieme geldschieter pakte een scheidsrechtersfluit uit zijn borstzak
en blies er snerpend op. Foetsie was de wethouder! Niemand heeft hem ooit
nog teruggezien.
"Zo, vrienden," zei de anonieme geldschieter," nu we dan eindelijk met
echte voetballiefhebbers onder elkaar zijn, wie zetten we volgend seizoen
in de spits? Die Klaas-Jan Huntelaar, zullen we die eens terugkopen van
Real Madrid? Of hebben jullie liever Zlatan Ibrahimovic?"
Toen ze er uit waren, gingen ze samen een balletje trappen. Toen de anonieme
geldschieter het warm kreeg, zette hij even zijn masker af en iedereen
riep verbaasd: "Wat? Het is Rens Muller!" Rens Muller uit de Beppie Nooijstraat!
Warempel, die was het. Al snel daarna promoveerden de Roodbroeken naar
de Eredivisie en ze voetbalden nog lang en gelukkig. Nou, welterusten,
jongens en meisjes, en droom zacht.
En tegen de papa's en mama's wil ik dit nog zeggen: misschien krijgt dit
sprookje een heel ander einde, want boze tongen beweren dat Rens Muller
een pathologische leugenaar is, of een doortrapte schurk, of allebei.
Jullie horen het in de volgende Sprookkast.
[Voorgelezen tijdens de Broodkast radiouitzending van januari 2009
op Radio Haarlem 105.]
© Marius Jaspers - p 2009 Raarlems Dagklad
Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/ |