Voor Hans Bik Memorial Saaie Berichten
VII (oplage ongeveer 25, verschijnt jaarlijks) leverde ik een
bijdrage aan de rubriek 19 cult books that fucked my brain.
Ik koos een boek dat ik nog niet helemaal uit heb, Ducks, Newburyport
van Lucy Ellmann.
Mijn vrouw en ik overwogen eens een duivels experiment – bedacht nadat
we (sufgeluld, murw, moegebeukt) net een vriend hadden uitgezwaaid
die nooit vrijwillig zwijgt. Van het soort waarvan we er nog een dozijn
kennen. Hoezo art of conversation? "Dialoog slecht, monoloog
goed!" voeren ze in hun wapenschild. Je begint aan het samenzijn als
frisse, onschuldige montere gesprekspartner, bereid om af en toe een
blinkende duit in het nog lege zakje te doen of een knisperige anekdote
te serveren en je eindigt als willoos gespreksslachtoffer. Gebonden,
gekneveld en naar adem happend.
Het experiment zou eruit bestaan dat we acht zorgvuldig geselecteerde
mensen uitnodigden die bij ons berucht zijn om hun niet in te dammen,
oeverloze woordenstromen. Zenders, geen ontvangers. Zonder uitzondering
hebben ze een goede inborst en een nobel karakter (begrijp me niet
verkeerd), maar het zijn notoire veelpraters. Naar onze woonkamer
gelokt onder valse voorwendselen zouden ze daar op elkaar worden losgelaten.
Wij zouden ons discreet terugtrekken en kijken welk machtsevenwicht
onder deze geconditioneerde omstandigheden ontstond. Een beetje alsof
je een krappe kooi bespiedt met daarin een neushoorn, een poema,
een tijger, een nijlpaard en noem zelf nog vier gevaarlijke dieren.
Zouden ze er allemaal tegelijk vol in knallen en kleunen, hun volume
opvoerend, theorieën sproeiend en stellingen lancerend zonder zich
te bekommeren om de andere roeptoeters in de kring? Zouden ze de schijn
van give and take ophouden, waarbij iedere hapering of aarzeling in
het gesprek werd afgestraft doordat zeven anderen het initiatief naar
zich toe poogden te trekken? Of werd het een uitputtingsslag / afvalrace,
aan het eind waarvan uiteindelijk één winnaar overbleef, die de anderen
genadeloos onderwierp aan zijn verbaal schrikbewind?
Ja, vrees niet, ik kom zo op het bestelde cult book that fucked my
brain, al moet ik me nog laten uitleggen (maar liever niet door een
van de acht voornoemde sprekers) of ik dat fucken nou positief of
negatief dien op te vatten. En als iemand een suggestie voor
een geschikte Nederlandse vertaling heeft, houd ik me ook aanbevolen.
Overigens moet ik dat boek ook nog uit zien te krijgen, want het is
een onaantrekkelijk vormgegeven 'baksteen' van 1000 dichtbedrukte
pagina's met amper witregels. Scream of consciousness, nee, stream
of consciousness. Ook dat nog!
Maar eerst nog even terug naar de niet te stuiten woordstromers uit
het experiment. Zijn zij wezenlijk anders dan ik? De natuurlijke toestand
in mijn al dan niet gefuckte brein lijkt mij zwijgzaamheid, waarbij
ik af en toe iets meld of beleefd offreer aan anderen. Met de juiste
stimulantia binnen handbereik word ik soms iets mededeelzamer. Maar
hoe zit dat met mijn gevreesde octet? Hebben die een stuwmeer van
woorden, allemaal popelend om te spuien? Loeren ze voortdurend op
een kans zich te uiten, te zenden, te lozen? Ervaren ze hun bestaan
als een levenslange volzin zonder leestekens?
En dan nu naar Lucy Ellmann. Voor het boek van mijn keuze, bij voorkeur
van een vrouwelijke auteur, had ik Emily Brontë kunnen kiezen, Virginia
Woolf, Maria Edgeworth, Anna Burns, Jennifer Johnston, Diane Johnson,
Emma Tennant, Ursula Le Guin of Flannery O'Connor. Van hen heb ik
boeken uitgelezen, van kaft tot kaft, wat ik van Ducks, Newburyport
(2019) nog niet kan zeggen. De voorkaft daarvan is al wel gehavend
en gescheurd want het is mijn lijfboek op dit moment en ik neem het
mee als de gelegenheid zich voordoet, zoals dit weekend op een treinreis
tussen Zwolle en Leiden.
Vlak voor de overstap in Utrecht vroeg de jonge vrouw naast me waarom
ik zo vergenoegd had gekeken tijdens het lezen en het viel me moeilijk
daar een overtuigend antwoord op te geven. Lucy Ellmann had het zich
niet moeilijker kunnen maken (nou ja, ze had ook nog de door mij verfoeide
tweede persoon enkelvoud kunnen kiezen voor het vertelperspectief
– you go ... you handle ... you consider, etc.). Je kunt Ducks, Newburyport
zien als een schier eindeloze, maniakale opsomming, waarin het gros
van de zinnen begint met de frase the fact that .... Ik heb geturfd:
zo'n twintig (!) maal per bladzijde en dat duizend keer.
20.000 feiten? Waarom doet Ellman het zichzelf aan? Waarom doet ze
het de lezer aan? En toch ... het werkt op mij niet afstompend, doordat de
inwendige stem van de hoofdpersoon alle kanten op fladdert, dwarrelt
en danst. Het betreft een vrouw uit Newcomerstown, Ohio (haar naam
blijft ongenoemd); van middelbare leeftijd, moeder van vier kinderen,
gescheiden en hertrouwd. De tweede echtgenoot is ingenieur en financieel
is het sappelen. Zij bakt en verkoopt taarten om het gezinsinkomen
aan te vullen. Ze is genezen van kanker, maar levenslust, libido en
zorgeloosheid weigeren terug te keren. Ze vindt zichzelf vergeetachtig,
verstrooid en slonzig. Ze moet op haar tenen lopen en de dagelijkse
beslommeringen vallen haar zwaar.
Ze heeft de neiging tot malen. Het Engels kent de fijne uitdrukking
to have a bee in your bonnet – een bij onder je hoedje die nijdig
of radeloos zoemt en zoemt op een niet te negeren manier. Deze vrouw
heeft een hoofd waarin de bijen zich voortplanten, met een voortvarendheid
die ze in de natuur al lang niet meer halen. Bijvoorbeeld: een hardnekkige
verkoudheid doet haar naar een sterk geneesmiddel grijpen, waarna
ze prompt alle bijwerkingen uit de bijsluiter krijgt, op de dood na
(N.B. die stond ook vermeld) en maakt selfies van de uitslag en vlekken
op haar borsten voor een toekomstige rechtszaak die er natuurlijk
nooit zal komen want de strijd aanbinden met Big Pharma moet je niet
lichtzinnig doen en het idee dat snotneuzen van letselschadeadvocaten
gniffelen bij de plaatjes van haar vlekkerige boezem staat haar tegen,
maar wat moet er met die foto's gebeuren, stel dat ze ook de laatste
bijwerking krijgt ... wat dan weer leidt tot bespiegelingen over oude
fotoalbums en wraakporno et cetera, dus zal ze haar dochter toch moeten
leren ouderwetse kippenbouillon te maken bij wijze van laatste remedie.
Klinkt dit leuk zo? Nee. Te kleine dosis. Maar naarmate je vordert
in het boek raak je in een cadens of zelfs trance. Je herkent stokpaardjes,
pet obsessions, thema's en oude vrienden en vijanden. Dit is Amerika
onder Trump (de aartsvijand) waar vervuilers en big business vrij
spel hebben, waar miljoenen mensen onverzekerd rondlopen tegen ziektekosten
en verslaafd raken aan opioïden; waar de lobby van de National Rifle
Association nog steeds effectief is en de ene lone wolf na de andere
met kogels sproeit; waar preppers zich in alle ernst voorbereiden
op een apocalyps. Waar het misschien wel eenvoudiger is om krankzinnig
te worden dan sane te blijven (of te worden).
Klinkt het nu al leuk? Nee, maar de tirades en schimpscheuten tegen
de alledaagse waanzin zijn behalve vinnig gelukkig ook vaak geestig.
En allengs ontstaat een pointillistisch beeld van dat gezin
en de familie. Van de stroeve band met dochter Stacy en alle strubbelingen
en de talloze dilemma's die het moderne moederschap met zich meebrengt.
Van haar eigen dubbele verhouding met haar moeder en de beproevingen
van haar eerste huwelijk en de toewijding van Leo, haar steun en toeverlaat.
En Ellmann schrijft sprankelend genoeg om zelfs het bakken van een
tarte tatin tot een hachelijk avontuur of een persoonlijke triomf
te maken.
Het zou trouwens kunnen dat de naam Ellmann een belletje doet klingelen.
Lucy’s vader was Richard Ellmann, de befaamde Joyce-biograaf. En wie
Joyce zegt, zegt Ulysses en stream of consciousness / monologue
intérieur. Toch zie ik amper overeenkomsten. James Joyce schreef
zijn dikke boek op basis van strakke schema's, waarbinnen ieder detail
telde. Hij kon zich verkneukelen over verstopte verwijzingen en geleerde
woordspelingen - keeping the professors happy. Het is wat Ulysses
tot een 'moeilijk' boek maakt.
In die zin is Ducks, Newburyport geen lastig boek. Hier geen lijntjes
naar Thomas van Aquino, Aristoteles of Ariosto. Het is wel een (geplande,
bewuste) aanslag op je concentratievermogen, met die onophoudelijke
associaties, woordspelingen, reclameslogans, liedteksten en referenties
aan films en popular culture. Als Nederlandse lezer heb je dan de
extra handicap dat je veel acteurs en andere beroemdheden niet kent
– je voelt je als een Texaan die leest over Guus Meeuwis of Claudia
de Breij. Of over boodschappenlijstjes met Snelle Jelle, slavinken
en opperdoezen. Toch schaats je daar wel over heen, er is meer dan
genoeg dat kietelt, prikkelt of schuurt. En om de zoveel tijd vraag
ik me geïrriteerd af of het boek niet een onsje minder had gekund.
Om me dan toch weer onder te dompelen en mee te laten slepen.
Was er geen strenge redacteur om Ellmann tot enige zelfdiscipline
te manen? Of was er wél een strenge redacteur, die haar heeft gedwongen
het manuscript in te dikken van 6000 tot 1000 pagina's? Ik twijfel.
Het boek doet in zijn jachtigheid, amechtigheid en onmatigheid recht
aan het moderne, chaotische bestaan van de meesten van ons, met al
zijn ongerijmdheden en paradoxen. Daarnaast is het schrijven van zo'n
extravagant boek haast een daad van verzet – een opgestoken vinger
naar al degenen die hun literatuur willen genieten in keurig afgewogen
porties, liefst met een indicatie van de vereiste leestijd en keurmerkjes
voor leeftijd, genre en geweld- en erotiekgehalte. Hier, duizend pagina's,
zie maar wat je ermee doet!
Maar dan nog ... Als tussendoortje las ik onlangs Ellmanns essaybundel
Things Are Against Us. Radicaal, feministisch, dwars, boos en (hoe
doet ze het?) oergrappig. Toch moest ik hier mijn idee van 'essay'
even bijstellen. Mijn archetypische essayschrijver wikt en weegt ieder
woord, poetst de alinea's blinkend, brengt nuance na behoedzame nuance
aan en polijst zijn conclusie. Zo niet Ellmann. Ook als ze niet het
jasje van een overspannen huisvrouw aantrekt, laat ze zich graag gaan
in haar logorrheia. En ook hier komt ze ermee weg – als je het mij
vraagt. Haar stuk over Donald Trump introduceert ze op deze subtiele
wijze:
Now that the big fat loser of a president, that tremendously sick,
terrible, nasty, lowly, truly pathetic, reckless, sad, weak, lazy,
incompetent, third-rate, clueless, not smart, dumb as a rock, all
talk, wacko, zero-chance lying liar, phoney, nut job, clown, fraud,
con man, hypocrite, lightweight, poor loser, goofball and low-life
Donald Trump is gone (pending prosecution and ignominy), we need to
start repairing the neurological damage Trump has done worldwide.
It's amazing how quickly an undereducated, big-shot hooligan can make
you forget there are such things as decency, decorum, honour, truth,
kindness, politeness, humour, morality, intelligence, justice, democracy,
laws, a Constitution even! And art. Civilisation in fact.
En dan moet het nog echt beginnen.
Zoals Ronald Reagan the great communicator was, is Ellmann the great
enumerator. Gewoon omdat het lekker is, schrijven zonder remmen,
schrijven zonder schrappen. Zo lijkt het althans. Als de woordenstroom
me te machtig wordt, leg ik Ducks, Newburyport een paar dagen weg (met
praatzieke vrienden gaat dat lastiger). Maar tot nu toe (met volgens
de laatste telling nog 150 pagina's te gaan) keer ik er steeds naar
terug. Dus ja, in die zin is het zeker a book that fucked my brain.
© Marius Jaspers - p 2022 Hans Bik Memorial Saaie Berichten VII
https://arnodb.nl/marijas/ |