Levende Talen is niet het meest voor de hand liggende medium om de bètavakken
te promoten. Maar als onze Maria van der Hoeven samen met haar graaigrage
ambtenaren niets beters weet te bedenken dan een afstudeerbonus
van € 1500 om de uitval van bèta- en techniekstudenten tegen te gaan,
mag ik mij niet afzijdig houden.
Wat mij betreft kunnen studenten die zich alleen door een rinkelende
geldbuidel naar de eindstreep laten lokken beter een oprotpremie
krijgen en een lucratief baantje zoeken bij een winstgevende bank.
Van der Hoevens plan beschouw ik als een affront aan iedereen die
wel met plezier studeert, uit waarachtige belangstelling en zonder
zich iets aan te trekken van die druilerige door het Centraal Planbureau
uitgelokte discussie in de vaderlandse pers of een extra studiejaar
loont, dat wil zeggen zich terugverdient.
De minister trekt de komende zes jaar 3,2 miljoen euro uit voor
haar perverse plan, een bedrag waarmee zij beter een slordige 160.000
exemplaren zou kunnen aanschaffen van twee boeken die ik bij uitstek
geschikt acht om toekomstige scholieren te stimuleren tot intellectuele
inspanning.
Het eerste boek is Bill Bryson's A Short History Of Nearly Everything.
Ik kende Bryson alleen van een ietwat melig reisboek, maar wat hij
in deze 500 pagina's tellende pil presteert, is verbluffend: per
hoofdstuk geeft hij een uiterst leesbaar overzicht van zowel de
geschiedenis als recente ontwikkelingen op gebieden als geologie,
celbiologie, de kosmos, het ontstaan van het leven, de evolutieleer,
kwantumfysica, de ijstijden, kortom ... 'nearly everything'.
Bryson kwam op het idee voor zijn boek toen hij boven de Stille
Oceaan vloog en zich realiseerde hoe weinig hij van onze planeet
wist. In de drie jaar daarna sprak hij als onbevangen leek met een
keur van specialisten en begroef hij zich in de vakliteratuur. Het
resultaat is een machtig, serieus werk, dat de anekdote niet schuwt.
Door het hele boek heen paraderen mesjoche geleerden als de Zweed
Carl Scheele, een pionier in de scheikunde met een fatale beroepsdeformatie:
hij kon het niet laten om uit pure nieuwsgierigheid te snoepen van
de stoffen waarmee hij experimenteerde. Geen goed idee als je met
kwik of blauwzuur werkt en hij stierf dan ook op zijn drieënveertigste.
Scheele ontdekte zeven nieuwe elementen, zoals nota bene stikstof
en (in 1772) zuurstof, zonder daarvoor ooit krediet te krijgen.
Hij publiceerde uitsluitend in obscure, met veel vertraging verschijnende
Zweedse tijdschriften en zodoende konden Engelstalige chemici met
de eer strijken.
Lezen in A Short History Of Nearly Everything werkt op mij
geestverruimend en bevrijdend. 'Life-enhancing', zeggen de Engelsen.
De wereld wordt er rijker en boeiender door. Neem onderstaande passage,
over de 20.000 (!) korstmossoorten die zonder aantoonbare voeding
of het voortbrengen van zaden kale rotsen koloniseren:
"Zoals de meeste dingen die in een wrede omgeving gedijen, groeien
korstmossen langzaam. Het kan een korstmos meer dan een halve eeuw
kosten om de grootte van een overhemdknoopje te bereiken. Als ze
de omvang van een soepbord hebben, schrijft David Attenborough,
zijn ze dan ook 'waarschijnlijk honderden zoniet duizenden jaren
oud.' Het zou moeilijk zijn zich een minder bevredigend bestaan
voor te stellen. 'Ze bestaan slechts,' voegt Attenborough daaraan
toe, 'wat getuigt van het ontroerende gegeven dat zich zelfs op
het laagste niveau, klaarblijkelijk, leven omwille van het leven
voordoet.'"
Bryson toont de mens in zijn nietigheid, onwetendheid en machteloosheid
en tegelijkertijd is zijn boek een ode aan ons vernuft en doorzettingsvermogen,
de beste reclame die de wetenschap zich kan wensen.
Om de traditionele talenstudies te redden, zou ik als bewindsman
Simon Winchesters The Meaning Of Everything op grote schaal verspreiden
onder de jeugd. Dit boek behandelt op inspirerende wijze de wordingsgeschiedenis
van het monumentale Oxford English Dictionary, vanaf de conceptie
in 1857 tot de geboorte van de eerste editie in 1928. In deze periode
(te kort om twee vierkante centimeter korstmos te kweken) brachten
de samenstellers van het OED 414.825 woorden bijeen, plus hun etymologie,
alle varianten in uitspraak en spelling en bij iedere woordbetekenis
de eerste signalering en een aantal citaten. (Het woordenboek is
gegroeid tot 615.100 woorden en 2.436.600 citaten. Een complete
set weegt 60 kilo.)
De grote helden van Winchesters meeslepende verhaal zijn natuurlijk
de hoofdredacteuren die hun titanenarbeid 'against all odds' tot een
goed einde brachten: mannen als James Murray en Henry Bradley, die
hun onvoorstelbare eruditie ten dienste stelden van een soms onbereikbaar
lijkend ideaal. Gaandeweg besef je echter dat het woordenboek er
nooit gekomen zou zijn zonder de gezamenlijke inspanning van honderden
toegewijde, soms obsessieve Victorianen die hun vondsten jaar in
jaar uit op papierstrookjes noteerden en opstuurden naar het uitpuilende
Scriptorium in Oxford, waar het redactiewerk plaatsvond. Sommigen
verzamelden tienduizenden opgenomen citaten. Hun drijfveer? Liefde
voor hun moedertaal. Hun loon? Niet meer dan een naamsvermelding
in het voorwoord, in minuscule lettertjes.
En, mevrouw Van der Hoeven, niemand die vroeg: "Wat schuift dat?"
A Short History Of Nearly Everything verscheen in 2004 bij
Doubleday en is in een Nederlandse vertaling verkrijgbaar bij uitgeverij
Atlas.
The Meaning Of Everything verscheen in 2003 bij de Oxford University
Press.
© Marius Jaspers - p 2004 Levende Talen Magazine
Reacties naar marius.jaspers@gmail.com
https://arnodb.nl/marijas/ |