Dagklad is al een tijdje niet verschenen.
Moeten jullie je zorgen maken, trouwe lezers?
Ja. Mijn diepste instinct is om rottigheid te overgieten met een humorsausje,
maar soms kun je het niet mooier maken dan het is. Die bus 7 uit het
stukje hiervoor rijdt naar het Isala Ziekenhuis. En ik schreef eerder
over mijn honderd-dagen-hoest, die met wat geluk kinkhoest zou blijken
te zijn. No such luck ...
Rond Pinksteren was ik zo kortademig dat we naar de huisartsenpost
gingen. Achter de linkerlong zat een sloot vocht, die ze de drie dagen
daarna aftapten. Het vocht werd onderzocht en ze maakten een CT-scan.
Ik moest rekening houden met iets kwaadaardigs, waarschuwden ze. Nou
ja, ik had nooit gerookt, dat gaf hoop.
Die hoop werd vorige week dinsdag subiet de nek omgedraaid. Het kon
eigenlijk niet slechter: longkanker van een zeldzame soort, uitgezaaid.
In Nederland was geen medicijn te krijgen. Na vier minuten zei ik
tegen de oncoloog: "Dus we kunnen weer gaan, komt het daarop neer?"
Dat was zijn eer te na. Héél misschien ... Terug gingen we met bus 161
en reden naar Wijhe in het besef dat dit waarschijnlijk mijn laatste
zomer was. Voor zover je het 'besef' mag noemen.
Toen we de voordeur opendeden, rinkelde de telefoon al. De naaste
familieleden wisten dat we de uitslag zouden krijgen en waren ongerust.
Waarna we steeds nieuwe mensen moesten vertellen van de genadeloze
diagnose.
Steun en medeleven kwamen los, zo veel dat ik soms niet wist wat ik
ermee moest. Ons hielp het enorm. En er was iets raars. Op de een
of andere manier maken mensen zich een voorstelling van je wanhoop.
Dan zaten Sylvia en ik hier de godganse dag als twee levensgrote sculpturen
van gestold verdriet, wachtend op het einde.
Zelf proberen we er tussen het janken door het beste van te maken.
Er komen ontroerende herinneringen los, muziek klinkt anders en af
en toe hoest ik zelfs een grapje op. Degenen die sinds vrijdag op
bezoek waren gingen vrolijker weg dan ze kwamen, durf ik te zeggen.
Er gaan vreselijke dingen komen, maar voorlopig is er in mij nog een
restje veerkracht en kunnen de ogen nog sprankelen.
Ga je erover schrijven, willen sommigen weten. Dat laat ik graag in
het midden. Ik wil niks forceren, ik weet niet hoe lang ik heb. En
ik vind mijn eigen aftakeling niet zo interessant dat ik iedere dag
een foto van mijn vermagerende gezicht wil plaatsen met de laatste
onheilstijdingen van het medische front. Maar als ik genoeg zuurstof
kan vinden en de typvingertjes jeuken, weet ik jullie te vinden.
Als de kikker poseert bij de tuinvijver, plaatst ik misschien nog
een foto, en verder ... Dit stukje heet niet voor niets Uitgeklad.
© Marius Jaspers - p 2024 Dagklad
https://arnodb.nl/marijas/ |