Vijf vingers gespitst
Ronit Palache | Nieuw Israëlietisch Weekblad

Een kleine twee maanden voor mijn huwelijk kreeg ik plotseling een omineus bericht via WhatsApp. Het was mijn oude, favoriete leraar Engels van het Maimonides met de korte doch duidelijke mededeling dat hij stervende was. Ik kon me van veel mensen voorstellen dat ze dood zouden gaan, maar Marius was daar beslist niet een van.

Ik weet niet of ik ooit eerder zo'n kinderlijk springerige en energieke man ontmoette als hij. Dat was al zo toen ik op school zat. Hij wekte vaak de indruk dat hij ondanks zijn taak als leraar liever wisselde van positie en zelf weer in de schoolbanken wilde plaatsnemen. Zo gedroeg hij zich ook: als een van ons. Die met ons mee gierde, brulde, lachte en dan ineens weer - hups! - kon overgaan tot de serieuze zaken van de dag en de daarbij behorende lesstof. Hij liep steevast door de gangen met de monsterlijke oranje deuren van de troosteloze bakstenen school met een blikje frisdrank in de hand, maar Marius zou Marius niet zijn als hij dat niet op een gekke manier deed: vijf vingers gespitst in een punt waarop het blikje balanceerde en waardoor het altijd maar de vraag was of het niet ieder moment zou omlazeren. Dat deed het nooit en zijn drager deed dat evenmin.

Jaren later, ik was al lang en breed van school en werkzaam in de literaire wereld, kruisten onze paden opnieuw. Op het tuinfeest van de uitgeverij waar ik toen werkte liep daar ineens Marius gearmd met een van onze auteurs. Ik had me hem nooit voorgesteld met een eega; zo eigengereid en eigenzinnig als hij was kon ik me er moeilijk een voorstelling van maken hoe hij in een relatie, net als de meeste mensen, zou verzanden in concessies en conversaties over wie de afwasmachine uit zou ruimen. Maar aan concessies zou ze hem vermoedelijk niet vaak onderwerpen. Ik was dol op haar werk: korte absurdistische verhalen, bijvoorbeeld over de Noord-Koreaanse leider Kim Jung-un, hoe die 's ochtends tijdens het tandenpoetsen in de spiegel zou kijken en wat hij dan zou denken. Ik zag Marius' lachende gezicht al voor me, als zij hem haar net verzonnen verhaal zou voorlezen. Op ieder potje past inderdaad een deksel, leek dit stel iedere keer weer te demonstreren.

Door onze hernieuwde ontmoeting met de jasjes van leerling en leraar uit, kreeg ons contact een gelijkwaardige vorm. Hij kwam eten, ik at bij hen - ze waren inmiddels getrouwd - en zo deed zich de bijzondere mogelijkheid voor de schooljaren te analyseren met iemand die ooit mijn leraar was. Als leerling beleef je de schooltijd logischerwijs op een manier die nog weinig van doen heeft met de wereld die je later zult ontdekken. Zeker in die tijd was mijn wereld smal, voornamelijk bestaand uit het parcours school-(t)huis-Bne Akiva-Snoge. Maimonides had ik altijd een vreemde plek gevonden. Niet zo vreemd als Rosj Pina naar voren kwam uit de verhalen van wijlen Ischa Meijer (vlak na de oorlogsjaren), maar toch ook weer niet zó fundamenteel anders. Nog steeds 'een beveiligde bunker', nog steeds 'een minimaatschappij van nerveuze en veelal (generationeel) getraumatiseerde mensen'. Voor niet-Joodse leraren was het doorgaans een compleet andere school dan de meeste plekken waarop zij hadden lesgegeven, vertelde ook Marius me en het was goed dat bevestigd te horen door iemand die dat, anders dan ikzelf, kon vergelijken.

Toen mijn eerste boek uitkwam, interviewde hij me in de Kennemer Boekhandel te Haarlem, waar ik hem op mijn beurt interviewde toen zijn eigen verdienstelijke door 'Marijas' geschreven verhalen verschenen die eerder op zijn even vermakelijke weblog Dagklad gepubliceerd werden. Hij verhuisde van Haarlem naar Wijhe en zocht daar met zijn schrijfster de rust op van de natuur en het dorpse leven. We beloofden elkaar snel weer te zien, maar zoals dat gaat gebeurde dat niet meer. Mijn huwelijk stond nog op zijn bucketlist schreef hij me, of ik hem alsjeblieft een uitnodiging wilde sturen.

Twee dagen later ontving ik een ontroerende foto van de schrijfster met haar schrijver en onze kaart voor hun ogen. Hij was nog magerder dan normaal, maar zijn ogen schreeuwden leven. Dat leven liet hij nog geen zeven weken later. Op 10 juli verscheen zijn laatste stukje op Dagklad waarin hij zich verbeeldt genezen te zijn. Gelukkig heb ik hem nog kunnen schrijven hoe buitengewoon dankbaar ik hem was voor al die vrolijke momenten achter die bedompte oranje deuren.

 

© Ronit Palache - p 2024 Nieuw Israëlietisch Weekblad

https://arnodb.nl/marijas/