Als stadsmens kan ik treurwilg en populier succesvol determineren,
maar mijn mentale hortus botanicus telt in totaal hooguit tien bomen,
een schijntje van de rijkdom die Moeder Natuur ons geschonken heeft.
Van vogels heb ik ook weinig kaas gegeten. Om de zoveel jaar neem
ik me voor de lacunes in mijn natuurhistorische kennis op te vullen.
Ernstig lig ik dan op mijn buik in het gras, spiedend naar een zwerm
verdwaalde druilgorsjes of de lichtbeige kluungans… Dat houd ik
een krap uurtje vol en dan krijg ik kramp, of jeuk, of trek in een
broodje shoarma. Ik stop mijn Faunagids Van West-Europa terug
in zijn schone plastic etuitje en keer terug naar de beschaving,
in het vertrouwen dat het gevederte zonder mijn bemoeienis ook wel
doet wat het moet doen.
De laatste tijd signaleer ik echter verschijnselen die mij daar
stevig aan doen twijfelen. Het begon met Tobias, de door de vrieskou
bevangen duif die mijn vriendin twee winters geleden adopteerde.
Nadat we hem hadden ontdooid en ondergebracht in een geïmproviseerde
kooi, zetten we hem liefdevol een bakje papegaaienvoer voor: een
gezonde, macrobiotische mix van groene erwten, maïskorrels, zonnebloempitten,
gerstekorrels en allerlei andere door Dr. Moerman goedgekeurde lekkernijen.
Drie dagen heeft hij er stuurs naar zitten kijken. Eerst interpreteerden
we dit als een principieel protest tegen zijn eenzame opsluiting,
totdat ik in een melige bui een frietje tussen de tralies heen stak.
Twee dagen (= veertig opgeschrokte frietjes) later had Tobias zijn
oude krachten hervonden en wiekte hij na een korte oriëntatievlucht
linea recta terug naar de Grote Markt en zijn favoriete FEBO-automatiek.
Dit decadente eetgedrag staat niet op zichzelf. De natuur is in
de war en spot steeds vaker met haar eigen oude wetten nu het millennium
nadert. Neem nou de reiger, een van de weinige vogels waar ik tot
voor kort iets van af meende te weten (al moet u me niet vragen
wat nou precies het verschil is tussen een blauwe reiger, een purperreiger
en een zilverreiger). Mijn stereotiepe reiger kende zijn plaats:
hij stond aan de waterkant en viste op kikkers en ander zwemmend
grut. Waardig, geconcentreerd en zonder enig misbaar.
Nu ik evenwel in Buitenveldert werk, heb ik dit beeld moeten herzien.
De visrijke sloten en vaarten in deze welgestelde buitenwijk liggen
er verlaten bij. Reigers heb je er volop, maar ze zitten in de dakgoten
en op de balkons, ongeconcentreerd en luidruchtig, en chanteren
de menselijke bewoners. Op nummer 283 krijgen ze de overgebleven
gamba's en met een beetje mazzel hebben de buren even verderop te
ruim ingekocht voor hun wekelijkse visfondue. Nadat ze hun uitkering
hebben gevangen, keren de beesten niet terug naar een rustige oever
om de schijn van een arbeidzaam leven nog enigszins op te houden.
Liever houden ze zich onduidelijk op in portieken of bij winkelcentra.
Hoewel samenscholingen van deze zogenaamde 'hanggroep-reigers' door
sommige bewoners van het stadsdeel als bedreigend worden ervaren,
deinzen ze er voor terug de milieupolitie in te schakelen.
Een anonieme buurtbewoonster vertelt hoe een reigerkolonie haar
de doorgang versperde in de Noord-Brabantstraat. "Ze stonden met
zijn tienen over de volle breedte van de weg. Eerst heb ik nog een
tijdje staan claxonneren, maar ze bleven doodgemoedereerd staan.
Ze deden gewoon of hun neus bloedde, dat krijg je, hè, als die beesten
geen natuurlijke vijanden meer hebben. En ze weten dat de Dierenbescherming
ze dekt. Toen ik voorzichtig op de groep afreed, scheten ze de hele
auto onder en de brutaalste is er vandoor gegaan met mijn ruitenwisser."
In een eerste reactie zegt de Bond van Stadsreigers: "De BVS betreurt
dit incident in hoge mate. Negen van de tien reigers doen geen vis
kwaad. Zoals overal is het een kleine minderheid die het voor de
rest bederft. Wij zullen dan ook zeer zeker met de betrokkenen gaan
praten. Maar als ik me één kritische kanttekening mag permitteren:
wat het voorzieningenniveau hier in de wijk betreft, heeft de overheid
mooi boter op zijn hoofd. Ze hebben in die stadsdeelraad veel te
lang aan struisvogelpolitiek gedaan. Iedereen kon dit aan zien komen.
Bij de sushi-bar, bij voorbeeld, worden wij reigers consequent geweigerd,
snap je wat ik bedoel? En jonge reigers die niks omhanden hebben,
gaan rottigheid uithalen, een beetje provoceren."
"En laat er vooral geen misverstand over bestaan: de reiger is niet
meer uit het straatbeeld weg te denken. Over de hele wereld zie
je een vlucht van het platteland naar de stad en er is geen enkele
reden te denken dat de urbanisatie zich tot de mens beperkt. Groen
is uit, bij de dieren in ieder geval wel. Voor mijn part mogen ze
al die nieuwerwetse 'wetlands' vandaag nog dempen en asfalteren.
Ga zelf maar eens een dag met je blote poten in zo'n koude, vervuilde
prutsloot staan, misschien dat je dan anders piept. Dat is toch
niet meer van deze tijd, nee toch? 'Mark my birds ... eh, words,'
nog even, dan lopen in Amsterdam-Zuid roze lepelaars en maraboes
en ornithologen in 'waxcoats'. Dat hou je niet tegen, de natuur
moet nou eenmaal zijn loop hebben. En wat ik nog zeggen wou ...
zeg maar tegen die tut hola dat ze naar d'r ruitenwisser kan fluiten!
Die heb ik gisteren verpatst aan een ekster."
© Marius Jaspers - p 1999 Homepage
https://arnodb.nl/marijas/ |