Volgens sommige geleerden is menselijke
taal ontstaan als een soort vogelzang: lange, melodieuze klankvariaties,
met veel gevoel. Het zou best eens waar kunnen zijn, afgaande op het
wijdogige gesprek van de twee jonge vrouwen in de stille koffiezaak.
Ze begrijpen elkaar volkomen en beamen grif alles wat de ander zegt.
Ja, heb jij dat ook ...? Radde praters zijn het, op haperingen of
adempauzes betrap ik ze niet. De brunette ("graag een latte met weinig
melk en heel veel schuim") claimt ietsje meer zendtijd dan de roodharige,
maar ze zijn aan elkaar gewaagd. Hun gekwinkeleer deert mij niet;
ook zonder luistervink te spelen kan ik wel raden waar de conversatie
heen gaat. De een heeft een Krijn (jonge vader, harde werker) en een
James (8 maanden, blieft geen vruchtenprakjes), de ander een Mats
(groenteweigeraar) en een Aart (36 jaar, die ongedurig is als hij
Mats de groentehapjes voert). Beiden werken, beiden fitnessen om hun
figuur te redden, beiden hebben het druk en proberen alles goed te
doen en ... en ... De bruinharige wordt gebeld, de poes loopt ineens
kreupel en haar aanwezigheid is thuis vereist. "We moeten dit véél
vaker doen!" Ze betalen ieder hun eigen latte en gaan naar Krijn,
Aart, Mats, poes en James.
De intimiteit van hun gesprek wantrouw ik (zoveel inlevingsvermogen,
kan dat?) en inhoudelijk was het weinig melk en veel schuim. Maar
het voorzag duidelijk in een diepgevoelde behoefte. Het contrast is
groot als hun plek wordt ingenomen door een tassen torsend echtpaar.
North Face-jacks. Jaar of zestig, type "hèhè, nou daar zitten we dan".
Koffie, appeltaart en amper tekst. Na een korte observatie over de
storm blijft het langdurig stil. Een lege, almaar luidere stilte.
Niet nors, maar er komt gewoon niks. Dan begint de man luid mee te
neuriën met de achtergrondmuziek; af en toe brabbelt hij een regel
mee. Het houdt weer op. Zij onthoudt zich van commentaar. Hij hervat
zijn geneurie en die vrouw kijkt berustend naar buiten met zo'n gezicht
van "ik kan het hem helaas niet afleren".
Praten, je denkt er zelden over na – tenzij een woordenstroom buiten
zijn oevers treedt of juist opdroogt. Spreken lijkt even vanzelfsprekend
als ademen – wij mensen maken geluidjes zoals mussen tsjilpen. We
kibbelen over een broodkorstje. We laten weten dat we er nog zijn
of het beste met elkaar voorhebben. De bijbehorende woorden wellen
op zonder dat we er moeite voor hoeven doen. Woorden zijn altijd voorradig
wanneer we ze nodig hebben, toch?
Misschien was het daarom wel dat het boekje Zo tollig en zwarrig
me zo raakte. Waantaal van Nico is het bijschrift, wat verwijst
naar een man die op zijn 95ste werd getroffen door afasie. Een normaal
gesprek was er niet meer bij: de eenvoudigste woorden lagen ineens
buiten zijn bereik, wat hij trachtte te compenseren met een onbegrijpelijke
privétaal. Nico zei dingen als "Als ik zwijg kan ik lempen." Gefrappeerd
door de geheimzinnige schoonheid ervan, tekende zijn geliefde die
op.
"Korte rokken en russe klassen, alles is snel verachteld." En "Je
moet gezond eten: pijpels en uppels en zo." Of "Een of twee om lekker
door te steken in het prunt. Het zijn eigenlijk lekkere fluien uit
de vrije buis komende." Jan Stroeve zette zijn associaties bij die
wonderlijke woorden om in ontroerende schilderijen, die eveneens in
het boekje staan.
Daarmee is deze uitgave een prachtig eerbetoon geworden aan Nico's
eenzame zoektocht naar contact. En tegelijk een troost voor iedereen
die dierbaren wanhopig heeft zien grabbelen naar taal die er eerst
nog was. Lees dat boek, want, zoals Nico het uitdrukt: "Lukjes en
slaapjes en doodjes, je vindt er van alles."
© Marius Jaspers - p 2017 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |