De topsporter als moderne heilige en
martelaar, zijn die parallellen al eens grondig uitgewerkt? De overeenkomsten
tussen bidplaatjes en Messi-posters; tussen relikwieën in nissen en
een vitrine met het Milan-shirtje dat San Marco droeg in de CL-finale
tegen Benfica? En wat zou een stukje meniscus van Virgil van Dijk
opbrengen op een veiling?
Verguisd of gek verklaard door sommigen, geadoreerd door anderen.
"Zó herkenbaar!" zou de afvallige Amerikaanse turnster Simone Biles
kunnen zeggen tegen Jeanne d’Arc als die niet al in 1431 op de brandstapel
was gezet. Of denk eens aan de zelfkastijding bij trainingen, het
vasten, de eenzaamheid van de hoogtestage, waar veertig dagen in de
woestijn niets bij is ...
Bij de tv-verslaggeving zie je dat de belangstelling voor de ziel
van de sporter die voor de lichamelijke prestatie verreweg overtreft.
En geen interviewer rust voordat uit alle kolkende emoties ten minste
één fotogenieke traan is gedestilleerd. Nog even en onze obsessie
met historische / hysterische tranen gaat zo ver dat ze direct na afloop
van de wedstrijd worden opgevangen en in sportmusea worden tentoongesteld.
Direct na de laatste, spannende kilometers van Dumoulins 'zilveren'
tijdrit in Tokio deden de commentatoren gretig aan psychoanalyse –
want wat was de getourmenteerde fietser door diepe dalen gegaan. Psychische
dalen, wel te verstaan, niet de gewone tussen twee cols. Toen de NOS-jongens
eindeloos bleven proberen de knopen in Toms ziel te ontwarren, klonk
uit de keuken de getergde stem van mijn echtgenote (geen sportliefhebber):
"Laat ze zulke vragen eerst eens aan hun eigen vrouw stellen!"
Terechte hoon, dat vond ik (wél sportliefhebber) op dat moment ook.
En Toms emo-tranen bleken het begin van een ware stortvloed. Het was
een zomer vol wateroverlast. De medailleregen hield aan en de winnaars
gaven het publiek waar het recht op meent te hebben. Tranen met en
zonder tuiten, traag biggelende tranen, een sieraad van een traantje
dat besmuikt wordt weggepinkt, nadat het eerst door de camera's schermbreed
is uitvergroot. Tranen bij de meet, tranen bij de vleet, tranen tijdens
het Wilhuilmus.
"Iederéén huilt", zei de dierenarts ooit troostend tegen mij voordat
ze mijn kat liet inslapen. Ik zie mezelf nog steeds niet graag als
janker, maar de praktijk was ditmaal anders. In de tweede week van
de Spelen, toen de ongekende atletieksuccessen begonnen, moest ik
eraan geloven. Ik zette de wekker voor Femke Bol, joelde voor Sifan
en deelde de extase van de estafettelopers. En meer dan eens werden
mijn ogen vochtig.
Tranen als guilty pleasure? Moet kunnen. Héél Holland huilt! En toch
zat het me niet lekker. Want terwijl ik urenlang sport keek, vrat
de Taliban Afghanistan op; bosbranden raasden in Turkije, Italië en
Griekenland; duizenden vluchtelingen riskeerden hun leven op zee.
Waar bleven mijn tranen? Tijdens de ontknoping bij het kogelslingeren
of hink-stap-springen kwam er een spotje langs waarin kinderen klaagden
dat hun nog kleinere broertje niks te eten had. De voice-over bezwoer
de kijker dat er zo nóg miljoenen stakkers waren. Hee, schiet eens
op met je hongersnood, hoorde ik mezelf denken. En schaamde me.
Maar aan schaamte en zelfverwijten heeft niemand wat. Er moet een
reden zijn dat – terwijl de wereld brandt – wij zo massaal en intensief
meeleven met een meisje uit Amersfoort dat 1,05 seconde sneller over
de horden loopt dan het volgende meisje. Heeft het te maken met dat
geliefde topsporterswoord, focus? Waar wij zelf op goed geluk doorstrompelen
en -krukken in deze oververhitte wereld, brengt zo'n monomane atlete
haar én ons leven terug tot een overzichtelijk parcours: 400 meter,
tien identieke hindernissen en na elke vijftien passen een sprong.
Eén heilig doel is er slechts en als dat dan na 52 seconden met bovenmenselijke
inspanning wordt bereikt ... drup!
© Marius Jaspers - p 2021 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |