Als je een verbodsbord of een wegversperring
op nul stelt qua fluïditeit en een octopus op honderd, waar bevindt
u zich dan op die schaal? Bent u lenig van lichaam en geest of juist
gefossiliseerd in uw opvattingen en gewoontes?
Zelf werd ik aangezet tot zelfonderzoek toen ik twintig minuten moest
verpozen op Station Amsterdam Zuid. Ik had een gevulde koek bij me
en verheugde me erop die buiten op te peuzelen. Het weer was (nu we
het er toch over hebben) fluïde: wat ongemotiveerd rondfladderende
regendruppeltjes en een plagerige zon die probeerde ze te verdampen.
Terwijl ik een plek zocht, zag ik een opvallende verschijning. Jong,
slank, gave huid, gemillimeterd haar (tot zover geen twijfel), meisje
(ja, toch?), vleugje Azië in de mix. Ik ging op een bank zitten en
zag hoe ze mijn kant op golfde, met de souplesse van een hermelijn.
"Weet u wat stichting Hivos is, meneer?"
Haar hoofd was een levend kunstwerk, met twinkelende piercings zo
klein als speldeknopjes en geraffineerde micro-tatoeages. Ik schudde
van nee en nam een hap van mijn koek. "Zegt LHBTI u wél iets?" Ik
knikte zonder overdreven enthousiasme en zette me schrap voor een
cursus wokedom for dummies. Ze begon aan haar boodschappenlijstje
– of ik wist dat homo's vaak werden gediscrimineerd? Op de werkvloer,
bij sport? En in Mali, Honduras en Hongarije was het echt knudde met
de gay rights.
Ik reageerde nogal stug. Hoe zou ze mij zien? Vergeleken met haar
was ik een uit rechthoekige witte Lego-steentjes opgetrokken robot,
stram van pensioenjaar naar pensioenjaar boomerend. Zij had die subtiele
sieraadjes op haar gezicht; ik was getooid met de zeven vinkjes die
volgens Joris Luyendijk een leven vol privileges beloven: blank, hoogopgeleid,
hetero, ABN-spreker, Randstedeling, enz.
Toen ze terloops vroeg naar mijn geaardheid, was ik zo vrij ook naar
de hare te informeren. "Ik weet alleen dat ik niet heteroseksueel
ben."
Ze zei het niet snibbig, mijn vraag werd niet opgevat als een impertinente
onderbreking. Ze was achttien, net klaar met de Havo, dus er was nog
tijd genoeg om erachter te komen. Wat een openheid! Ik besloot het
gesprek serieus te nemen en toen ze ter zake kwam en vroeg om een
financiële bijdrage voor Hivos, liet ik een stilte vallen. "U heeft
het er moeilijk mee, hè?"
Ik wees op de dakloze die verderop vanuit een rolstoel een krant probeerde
te slijten aan de snelle types daar bij WTC. "Stel nou, ik heb nog
één tientje uit te geven aan een goed doel, vind je dan dat ik dat
aan die man daarginds moet geven, of er de identiteitspolitiek mee
moet steunen?" Ja, die man ... zij bracht hem vaak een bekertje koffie,
daar had hij meer aan.
Ze was zo fluïde naast me komen zitten dat ik er amper erg in had.
Ik vroeg of ze Andreas Burnier kende; ik had net Een tevreden lach
gelezen. Uit 1965. Over een meisje dat graag jongenskleren draagt
en op een haast onverschillige manier met seks experimenteert. En
zo kwamen we op meer onderwerpen, tot ik mijn metro moest halen. Ik
had de helft van mijn koek nog.
De volgende dag hield het gesprek me nog bezig – ik was als een bioloog
die een nieuwe soort had ontdekt – een hermafrodiet, met twaalf voelsprieten
in steeds verspringende kleuren. Eerst wou ik er een moraal aan verbinden:
over een wereld van blokkades, machtsblokken en demarcatielijnen,
die de fluïditeit van een jonge generatie goed kon gebruiken. Ik kwam
er niet uit helaas. Want woke is niet altijd week. Daar hebben ze
ook hun militante vleugel. Uiteindelijk hield ik het erbij dat het
een sprankelende, leerzame ontmoeting was. Ook veel waard, toch?
© Marius Jaspers - p 2022 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |