U en ik en de inktvis hebben een gemeenschappelijke
voorouder, zij het dat het een onooglijk wurmpje betreft, pakweg een
half miljard jaar geleden. Ergens daarna gingen gewervelden (ik en
hopelijk u) en ongewervelden hun eigen evolutionaire weg. De eerste
inktvissen (Cephalopoda) zwommen 290 miljoen jaar geleden al rond
(of anders 169 miljoen – de weinige fossielen geven geen uitsluitsel)
en ontwikkelden hun eigen anatomie en breinen. Ja, meervoud, want
ook de uiteinden van de tentakels bevatten grote concentraties neuronen.
Over de intelligentie van inktvissen zijn sterke staaltjes te vertellen.
In het laboratorium sluipen ze uit hun aquarium en brengen bezoekjes
aan de buren – uit nieuwsgierigheid of om lekkernijen te roven, waarna
ze schijnheilig terugkeren naar hun eigen plek. Ze treiteren stelselmatig
één bepaalde verzorger (niemand weet waarom ze juist die ene steeds
natspuiten) en saboteren de saaie proefjes van de wetenschappers.
Maar als er echt wat te halen valt – een smakelijk krabbetje in een
jampot – draaien ze na enig gepuzzel de schroefdop los, ook al hebben
ze zo'n sluiting nooit eerder gezien.
Mijn fascinatie voor die beesten groeit met iedere pagina die ik lees
in Other Minds van Peter Godfrey-Smith, zowel filosoof als duiker,
die zich onder meer afvraagt hoe de belevingswereld van Cephalopoda
verschilt van de onze. Het lijkt een kansloze vraag, maar het is een
serieus boek en ik word me steeds bewuster van mijn hoekigheid, stramheid
en ruggengraat. Want de inktvis heeft een aantal uiterst benijdenswaardige
eigenschappen. Hij vouwt zich op en verstopt zich in nauwe spleten
en onmogelijke gaten. Daarbij is hij een meestervermommer. Sommige
soorten verschieten voortdurend van kleur als ze over afwisselende
bodems zwemmen. Maar de gedaanteverwisselingen gaan verder: hun huid
kan zelfs de patronen van de ondergrond aannemen en de textuur – uitsteeksels,
korsten en en bultjes. Kampioen is een Indonesische inktvis die andere
zeewezens imiteert, zoals platvissen en zeeslangen. Als het zo uitkomt
draagt hij een schelp op zijn rug om onkwetsbaarheid te suggereren.
Bij dreigend gevaar zijn de voordelen van camouflage duidelijk, maar
nog frappanter is dat bepaalde inktvissen ook in rust onophoudelijk
kleureffecten vertonen. Weerspiegelen die hersenactiviteit, ongeveer
zoals wij neuriën, in onszelf praten of dromen?
Hoe heerlijk moet het zijn om door een druk winkelcentrum te lopen
terwijl niet alleen je kleding instinctief allerlei verschillende
kleuren aanneemt, maar bolletjes ook nog eens veranderen in ruitjes,
sterren of streepjes en je maat van XXS uitdijt naar XXL; bij de Etos
ben je een meisje van 1.20 meter en bij de hangjongeren voor de Xenos pomp
je je op tot een agent met gummiknuppel of een bullebak van 3.60 meter.
Even verderop tover je dreadlocks op je kale schedel en in plaats
van voortdurend te lopen, verplaats je je voor de variatie met radslagen
of je stuitert als een rubberballetje. Het is maar net hoe je pet/helm/punthoed
staat.
Ook geestelijk ben je flexibel en ongrijpbaar. Fluïde. Je hebt lak
aan hokjes, kaders, grenzen, principes, machtsblokken, betrokken stellingen,
barricaden, partijkleuren en in beton gegoten standpunten. De inktvis
is al 200 miljoen jaar een solitair dier en doet niet aan groepsdenken.
Soms kijkt hij met zijn wijze, lepe ogen naar ons en slaakt een diepe
onderwaterzucht. Mensen ... sommigen lopen wekenlang in dezelfde bruine
slobbertrui, stemmen elke vier jaar met dezelfde hand op dezelfde
partij, staan dagelijks bij dezelfde afslag in de file, houden de
godganse dag dezelfde teint, kruipen zelden in de huid van een ander.
Eén club, één god, één paspoort, één kantoorstoel. Ze lopen braaf
in het gareel en zetten zelden hun hakken in het zand. Die ruggengraat,
mijmert hij, was dat achteraf nou wel zo'n geweldig idee?
© Marius Jaspers - p 2019 Straatjournaal
https://arnodb.nl/marijas/ |